Bijeenkomst Check-in over godskennis
GOES – „Het ware geloof is nodig om te zien wie wij zijn en Wie de Heere is. Ik denk dat dit de kern van de zaak is.” Dat zei Peter Smit zaterdagavond op een Check-inavond in het Calvijn College in Goes over het onderwerp ”Wie is God”.
Check-in is een initiatief van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten dat jongeren van zestien jaar en ouder de gelegenheid geeft om elkaar te ontmoeten voor gezelligheid en bezinning. Op meerdere plaatsen in het land worden momenteel dergelijke avonden georganiseerd.
Smit, voorzitter van Check-in Zeeland, opende de bijeenkomst. „Ik ben verwonderd over de grote opkomst en ben daar ook heel blij mee”, zo reageerde hij op het onverwacht grote aantal van zo’n 220 jongeren die naar het Calvijn College waren gekomen. Hij las Jesaja 6:1-7, het visioen van de roeping van Jesaja. Na de opening vormden de jongeren groepjes om, aan de hand van vragen, na te denken over Exodus 34:5-9, waar de Heere voor Mozes Zijn Naam uitroept.
Na de pauze hield ds. C. Sonnevelt, predikant van de gereformeerde gemeente van Krabbendijke, een referaat. Hij wees erop dat het onderwerp ”Wie is God” een groot onderwerp is waarover veel te zeggen valt. Onder andere vanuit de vraag: Waar is God? De predikant suggereerde verschillende antwoorden op die vraag: in de Schrift, in de natuur, bij Zijn volk Israël, bij Zijn kinderen. „Zelfs in mijn rebelse tienerjaren toen ik de Heere nog niet kende, dacht ik altijd over mijn tante Jannie: Zie je wel dat er een God is, dat er bekeerde mensen zijn?”
Hij vervolgde met de vraag Wie God is: „Hij is de Schepper, de Drie-enige: Vader, Zoon en Heilige Geest. Wat zeggen we eigenlijk? Al zouden we tot middernacht doorgaan, dan kunnen we nog niet zeggen Wie Hij is. Want Hij is de Heilige. En heilig betekent niet alleen rein, zuiver, maar ook: gans anders dan wij. Geheel anders. Tot Mozes zegt Hij: Ik zal zijn die Ik zijn zal. Wacht maar af, Mozes. Je krijgt het niet in handen. Het volk moet het ook afwachten. Of liever: vérwachten. Want wie het als een gebrokene verwacht van Hem, wordt niet beschaamd.”
Aan de hand van een verhaal over de Amerikaanse president Abraham Lincoln legde ds. Sonnevelt uit dat een mens aan Gods kant moet komen te staan. „Er was oorlog in de Verenigde Staten tussen het noorden en het zuiden. In het noorden baden ze tot God, en in het zuiden baden ze tot God. In het noorden lazen ze uit de Bijbel. En in het zuiden lazen ze uit de Bijbel. Aan beide zijden werd gevraagd: Heere, help ons. Lincoln vroeg zich af: Naar wie zal God nu luisteren? Want beide kampen wilden geholpen worden. De president kon er ’s nachts niet van slapen. Iemand zei tegen hem: Wees maar niet ongerust, God staat aan onze kant. Waarop Lincoln antwoordde: Staan wij wel aan Gods kant?”
De predikant vervolgde: „Er is een wonder nodig om het met God eens te worden. Dan kies je tegen jezelf en word je het eens met het oordeel van God.”
Levenservaring
Ds. Sonnevelt stelde dat het wel eens kan botsen met de eigen levenservaring om het met God eens te zijn. „Toen ik jullie leeftijd had, pleegde een meisje dat ik kende zelfmoord. Dat riep vragen bij mij op, ik kwam er niet uit. De duivel zei: Die God wil jij nu dienen? Later is dat anders geworden. Daarbij speelde mee wat Calvijn zei: Buiten Christus is God een labyrint, een doolhof. Uiteindelijk vind je God in Christus.”
Er kunnen allerlei verschrikkelijke dingen op de wereld gebeuren, stelde ds. Sonnevelt. „Maar nergens verborg God Zich meer dan op Golgotha toen Christus uitriep: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten. Maar ook toonde God nergens meer Zijn liefde dan op Golgotha.”
Om de vraag te beantwoorden Wie God is, verwees de predikant naar Jesaja 6, waar Jesaja in een visioen de heilige God ziet en zijn onreinheid belijdt. „Jesaja verschrompelt in het licht van Gods heiligheid. Nu is elke bekering weer anders. Maar het is zo gelukkig als je eens verschrompelt voor God.”
Vervolgens wees ds. Sonnevelt naar de gelijkenis van de verloren zoon. De verloren zoon kwam met berouw terug, en de vader vergaf hem wat hij had misdaan. „De jongste zoon kwam terug. Maar de oudste zoon? Verwijt de vader hem iets? Zegt hij: Als je iets tegen je vader hebt, moet je dat zéggen en niet buiten blijven staan als er binnen feest wordt gevierd? Nee, er staat: Zijn vader ging uit en bad hem. Hij zegt als het ware: Wees niet zo tegen jezelf. Je maakt jezelf zo eenzaam. Zo word je niet gelukkig.”
Niemand zoekt Hem Die zich verbergt, zo citeerde ds. Sonnevelt een rabbijn. „Maar de Vader van de verloren zoon zoekt Zelf en zorgt dat er toch zondaren terugkeren.”