Toets elke Israëlvisie aan Jezus’ tranen en Paulus’ hartzeer
Christenen doen er goed aan om elke Israëlvisie te toetsen aan Jezus’ tranen over Jeruzalem en Paulus’ hartzeer over het Joodse volk, betoogt ds. C. Blenk.
Deze krant publiceerde onlangs een discussie tussen dr. Paas en dr. Mulder over Israël (RD 10-11). Beide heren bleven aardig, maar passeerden elkaar als schepen in de nacht. Lezers blijven met vragen achter.
De Schriftbewijzen voor de landbelofte zijn bekend. Maar hoe weeg je ze? Neem de zogeheten totdat-teksten: Jeruzalem zou verwoest worden „totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Luk. 21:24), en: „totdat gij zult zeggen: Gezegend is Hij Die komt” (Matth. 23:39). Hoe zou de stad kunnen herstellen zonder dat het volk terugkeert naar het land?
Berkhof zag in deze paar teksten de top van een ijsberg: het Oude Testament. De eerste verwoesting van Jeruzalem was toch ook niet definitief?
En dan Romeinen 9: „voor hen zijn de beloften.” Nog steeds; in meervoud. Volgens Gerssen moet dat ook de landbelofte insluiten. Immers, hoe zou een volksbekering (Rom. 11) kunnen plaatsvinden zonder terugkeer?
Maar hoe weeg je zulke teksten? Israëltheologen deden dat maximaal. Tegenstanders minimaal. Zij wijze op Abraham als „erfgenaam van de wereld” (Rom. 4).
Hoe komen wij verder? Enkele gedachten.
Historisch gezien was in het Nieuwe Testament de landbelofte niet meer aan de orde: men woonde al eeuwen in het toegezegde land. Een landbelofte kan alleen opkomen na een nieuwe verstrooiing: na het jaar 70 na Christus dus.
Impliceerde ”land” voor het jaar 70 ook ”staat”? Onder Cyrus niet, onder de Makkabeeën wel, maar onder de Romeinen weer niet. Op zich hoeft op ”land” dus niet noodzakelijk ook ”staat” te volgen. Wel was het noodzakelijk voor het overleven na de Holocaust.
Ook als de landbelofte na het jaar 70 na Christus weer gaat gelden, blijft het Gods belofte en dus Zijn zaak. Een belofte is geen program of recht. Ook zionisten lazen in 1948 de Bijbel alleen historisch: wij wonen hier al eeuwen.
- Is het huidige Israël nog het Bijbelse Israël? Historisch gezien gaat het om hetzelfde volk. Welk volk overleeft 2000 jaar ballingschap? Maar Ben Gurion had ook de naam Judea kunnen kiezen. Zijn Arbeiderspartij vermeed Gods Naam in de onafhankelijkheidsverklaring. De Joodse religie ging pas na 1967 meedoen. Pas het ‘tweede Israël’ onder Begin zei: de Westoever is Judea en Samaria.
Als de kerk zich nu met Romeinen 11 ”ingelijfd” of ”geënt” noemt, dreigt kortsluiting. Wij zijn niet op takken geënt, maar op de stam, dus op oud-Israël. De staat bracht takken samen; lang niet alle. Overigens wel natuurlijke takken. Laten wij, tegen-natuurlijke takken, maar vrezen, zegt Paulus. Ook in de kerk kunnen takken worden afgehouwen. In die olijfboom komen wij niet in plaats van de natuurlijke takken. De kerk vervangt Israël niet.
Er wordt over dit alles verschillend gedacht. Dat mag, wij kennen immers ten dele. Nog twee opmerkingen.
Mogen wij ‘1948’ duiden als vervulling? Daar is de gave der profetie voor nodig. Berkhof zei voorzichtig: „Minstens een teken, hoogstens een begin.” Hartmann zie voorzichtig: „Ja, maar zoals bij Esther: zonder de Naam.” Een ‘christenzionist’ als ds. Poot zegt –mijns inziens onvoorzichtig– juist van de Westoever: God werkt daar.
Blijft Israël zonder geloof in Christus Gods volk, of is judaïsme een andere religie en bidden Joden tot een andere God? Paulus zegt: Zij hebben een ijver tot (dezelfde!) God, maar wat missen zij veel.
Lezer, toets elke Israëlvisie hieraan: Jezus’ tranen over Jeruzalem en Paulus’ hartzeer over zijn en Gods volk.
De auteur is hervormd emeritus predikant.