Stad kwetsbaarder voor zomerse hitte
Een hittegolf kan steden nu al onaangenaam opwarmen, maar door klimaatverandering kan het hitteprobleem er wel eens nijpend gaan worden. Steden doen er goed aan zich daarop voor te bereiden, denkt Lisette Klok.
Hartje zomer in de stad; stralende zon en een zinderende hitte. De winkelstraten zijn zo goed als uitgestorven. Ramen en deuren zijn gesloten, zonneschermen en rolluiken hangen naar beneden, en airco’s draaien overuren.
„Steden warmen tijdens een zomerse hittegolf sterker op dan het omringende platteland”, vertelt dr. ir. Lisette Klok, onderzoeker stedelijke omgeving bij TNO in Utrecht. Soms loopt het verschil in oppervlaktetemperatuur op tot wel 9 graden Celsius, zo blijkt uit onderzoek dat ze eind vorige maand presenteerde.
De onderzoeker baseert haar conclusies op warmtebeelden die werden opgenomen door satellieten op een wolkeloze dag tijdens een hittegolfperiode in 2006. Gemiddeld zijn de 73 Nederlandse steden 2,9 graden warmer dan het buitengebied, ’s nachts is dat 2,4 graden. Dat maakt de steden tot zogeheten warmte-eilanden.
Klok keek onder meer naar het warmte-eilandeffect van grote steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. „Den Haag is met gemiddeld 9 en lokaal 15 graden verschil met het platteland een extreme uitschieter. Rotterdam valt relatief mee: de gemiddelde oppervlaktetemperatuur is er lager door het verkoelende water dat door de stad stroomt.”
Niet alleen de grote steden blijken warmte-eilanden. Ook kleinere zoals Leeuwarden, Haarlem en Apeldoorn springen eruit. „Hoe meer beton en asfalt en hoe minder groen, hoe sterker het hitte-eilandeffect. Dat heeft een op een met elkaar te maken”, concludeert de onderzoeker. „Groen zorgt vaak voor schaduw en kan extreme opwarming voorkomen.”
In een aantal gevallen lijkt de ondergrond ook een rol van betekenis te spelen. Zo warmen steden op zand overdag sneller op en koelen ze ’s nachts sterker af dan plaatsen die zijn gebouwd op klei of veen. Klok houdt echter nog een slag om de arm. „Ik kan daar nog geen stellige uitspraken over doen. Dat fenomeen zou eerst nog eens goed moeten worden onderzocht.”
De uitgestraalde hitte kan er door omringende bebouwing bovendien lang blijven hangen; het waait er veel minder hard dan op het platteland. Ook ’s nachts blijft de stad dus een warmte-eiland.
Mensen voegen aan die hitte nog meer warmte toe met bijvoorbeeld airco’s en industriële activiteiten. „In Rotterdam is dat wel eens gemeten. Toen bleek de zogeheten antropogene warmtebijdrage gering. De energiestroom vanuit de zon is vele malen groter.”
De zomerse warmte veroorzaakt in de stad al snel overlast. „De kans op ziekte en sterfte neemt toe, en mensen presteren minder op hun werk”, somt Klok een aantal gevolgen op. „Het is niet prettig toeven in een warme stad. Mensen zoeken liever verkoeling aan zee dan dat ze gaan winkelen. Op die manier heeft een hittegolf ook directe economische gevolgen.”
Het warmte-eilandeffect speelt ook ’s winters; dan pakt het echter gunstig uit voor de stad. „Er hoeft minder gestookt te worden.” Klok wijst op een onderzoek van Wageningen Universiteit. Daaruit bleek wel dat het temperatuurverschil met het buitengebied in de winter een stuk kleiner is dan ’s zomers.
Het warmte-eilandeffect maakt de stad kwetsbaar voor klimaatverandering. De klimaatscenario’s van het KNMI voorspellen ten opzichte van 1990 een stijging van de gemiddelde zomertemperatuur met 0,9 tot 2,8 graden in 2050. Hittegolven zullen vaker voorkomen en langer duren. „Het hele land warmt op, maar het leefklimaat in de stad lijdt daar het meest onder. Je wilt ook daar prettig in je achtertuintje kunnen genieten van de zon. Door de klimaatverandering neemt in de stad echter de kans op hitteoverlast en hittestress sterk toe”, aldus Klok.
Ze wil niet ingaan op de vraag of het warmte-eilandeffect de opwarming van de aarde beïnvloedt. „Dat valt buiten mijn onderzoek.” Het VN-klimaatpanel IPCC concludeerde in 2007 dat het warmte-eilandeffect hooguit 0,02 graden Celsius (3 procent) bijdraagt in de totale wereldwijde opwarming; andere bronnen spreken van maximaal 0,13 graden (17 procent).
Hoe dan ook, steden krijgen in toenemende mate last van het warmte-eilandeffect. Ze doen er volgens Klok goed aan zich te beraden op maatregelen die pieken in de opwarming voorkomen. „Lokaal in de stad zijn vaak hot spots aan te wijzen, waar de opwarming sterker is dan op andere plaatsen. Meestal ontbreekt daar schaduw door bijvoorbeeld bomen of mankeert het aan verkoelende plekken zoals fonteinen of vijverpartijen.”
Het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat bevat het onderdeel Climate Proof Cities – klimaatbestendige steden. Daarin wordt nagedacht over maatregelen die steden kunnen treffen tegen het zomerse hitte-eilandeffect.
„Heel belangrijk is schaduw in de stad. Die kan gerealiseerd worden door groen aan te planten, maar ook door gebouwen te voorzien van grote overstekken en luifels. Je zou verder kunnen denken aan het ophangen van doeken boven nauwe straten, zoals ook in het Middellandse Zeegebied gebeurt. Veel gemeenten proberen zo greep op de stedelijke opwarming te krijgen.”
Behalve aan schaduw hebben mensen in een hete stad behoefte aan verkoeling om hittestress te voorkomen, vervolgt Klok. „Fonteinen kunnen verfrissend werken. Een heel mooi initiatief is dat van organisatie Join the Pipe. Die heeft in Amsterdam een aantal openbare drinkwaterkranen geplaatst. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld ook investeren in airco’s. Minstens zo belangrijk is echter dat planologen gebouwen zo plaatsen dat ze de verkoelende wind toelaten in de stad.”