Storm rond Hongaarse kerkwet nog lang niet geluwd
De regering van Hongarije moet ervaren dat veel van haar beleid in de rest van Europa niet gepruimd wordt. Het land is om de kerkwet die begin dit jaar in werking trad, aangeklaagd bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg. Ook in eigen land gaat het debat door.
Boedapest bruist van de energie. Het oude stadshart straalt trots en rijkdom uit. Toerbussen rijden de duizenden toeristen van de ene bezienswaardigheid naar de andere.
Hoog boven het gewriemel in de stad torent de Stefanusbasiliek. De parochie van dit rooms-katholieke bedehuis hoeft geen moment bang te zijn voor de kerkwet van de regering-Orban. De meerderheid van de Hongaren (55 procent) is rooms en dit was dan ook de eerste kerk die werd erkend.
Andere geloofsgemeenschappen hebben meer moeite om erkenning te krijgen. Tot het aantreden van de huidige regering in 2010 kende Hongarije meer dan 300 religieuze stromingen. Na de omwenteling van 1989 was dit aantal snel gegroeid, naar liberaal Amerikaans voorbeeld.
Minder Amerikaans was dat dit voor de Hongaarse staat een beetje duur begon te worden. In Hongarije verloopt veel onderwijs en welzijnswerk via de kerken, die daarvoor geld van de overheid krijgen.
Dit geldt maakte religie interessant. Welzijnsinstellingen lieten zich om die reden tot kerk uitroepen. Onder niet-religieuze vlag viel niet zo veel geld te krijgen.
Kruis
De lach van Istvan Szabo buldert voor de zoveelste keer door zijn kamer, vlak boven een drukke straat in het centrum van Boedapest. Vorig jaar, zo vertelt de bisschop van de Hongaars-Hervormde Kerk, had hij bezoek van „een of andere oecumenische” groep. „Ze hadden een tehuis voor psychisch zieke mensen. De patiënten vormden het ledenbestand van de beweging. Maar de groep had te weinig leden om onder de nieuwe wet te worden erkend. Daarmee liep hun zorgverlening dus gevaar.”
De bisschop had gezegd dat ze toch altijd nog hun religie konden praktiseren. De nieuwe kerkwet beknibbelt wel op geld, maar niet op het praktiseren van godsdienst. „En toen kwam het antwoord: „Wij deden nooit aan religie.” Ze hadden wel een kruis aan de muur hangen, om het nog wat te laten lijken. Maar verder hulden ze zich alleen maar in een religieus gewaad om geld te krijgen.”
Kerkbedrijven, noemt men ze in Hongarije; ”business churches”. De vorige kerkwet was „ultraliberaal”, aldus bisschop Szabo, zodat Hongarije gezien het grote aantal geloofsgroepen „het meest religieuze land te wereld werd.”
De leiders van het kerkbedrijf die Szabo bezochten, hadden daarom ook maar één wens: „Alstublieft, bisschop, koop ons tehuis.” Szabo heeft er nog plezier in. „Het waren voormalige communisten en ze dachten blijkbaar altijd nog dat het in de kerk alleen maar om geld draait.”
Het misbruik van de wet was fout. Maar veel erger was het dat de overheid zelf adviseerde deze weg te gaan, aldus de bisschop. „Mijn bezoekers hadden op het ministerie van Sociale Zaken het advies gekregen een kerkbedrijf op te richten.”
Status
Maar dat was allemaal onder de vorige, socialistische regering van premier Gyurcsany. Om deze reden schroefde de regering van Viktor Orban de eisen voor een kerkelijke status op. Die viel alleen nog te krijgen als een beweging meer dan duizend leden zou hebben (tegenover de honderd van vroeger) en als de beweging al ten minste twintig jaar actief is in Hongarije.
Aanvankelijk bracht dit het aantal kerken terug tot veertien. Na hevige protesten uit zowel binnen- als buitenland werd de soep iets minder heet gegeten. Inmiddels zijn er 32 groepen erkend. Andere kerken wordt niets in de weg gelegd. Ze mogen zelfs scholen beginnen, maar moeten dat dan wel zelf betalen.
De hervormden hadden als tweede groep in kerkelijk Hongarije (15 procent) hun erkenning vlot binnen. Nou ja, schudt Szabo zijn hoofd, ze moesten wel „echt alles” meenemen. „Ledenregisters, kerkorde, begroting en ja, zelfs de Bijbel.”
Maar niet iedereen aanvaardde de nieuwe kerkwet zo makkelijk. De bisschop van de Evangelisch-Lutherse Kerk, Tamas Fabiny, was „heel boos” toen hij van het voorstel hoorde. Zijn kerk vertegenwoordigt 3 procent van de Hongaren. „De kerk was het in langdurige onderhandelingen met de regering eens geworden over een model. Maar toen het wetsvoorstel werd gepubliceerd, was het ineens iets totaal anders. Toen voelden wij ons bedrogen.”
Een anonieme bron binnen de regering bevestigt deze ommezwaai. De staatssecretaris die verantwoordelijk was voor het wetsvoorstel behoorde tot de kleine, christendemocratische coalitiepartner. „De fractie van de grootste partij, Fidesz, heeft gewoon een machtsspel gespeeld en dit andere voorstel afgedwongen.”
Bisschop Fabiny is blij dat de aanvankelijke normen iets zijn opgerekt, zodat er nu 32 kerken worden erkend. Maar hij vindt het „niet eerlijk” dat sommige kerken, zoals een kleine methodistengroep, geen erkenning hebben. „Terwijl deze groep door sociaal werk heel veel betekent.”
Rozenkrans
De lutherse pastor beaamt dat hervorming noodzakelijk was. „Het religiebedrijf bloeide. Ik heb wel eens gehoord van een bedrijf dat fietskettingen importeerde onder het motto dat dit liturgische voorwerpen waren, een soort rozenkrans. Maar dat misbruik had op een andere manier kunnen worden aangepakt.”
Zijn hervormde collega is het daar niet mee eens. „De overheid bemoeit zich niet met theologie. Daarmee heeft de staat –of een rechter– ook geen instrument om te beoordelen of iets een religieuze handeling is of niet.”
Of de nieuwe regeling helemaal niets met theologie te maken heeft, valt trouwens nog te bezien. De eis van duizend leden is geen probleem voor een landelijke kerkfamilie, voor afzonderlijke gemeenten is hij dat wel. Maar deze plaatselijke kerken organiseren zich bewust zo vanuit een theologische overtuiging, namelijk het ”congregationalisme”.
Toch schudt bisschop Szabo zijn hoofd bij de stelling dat de Hongaarse regering deze theologie benadeelt. „Deze losse gemeenten kunnen een andere manier vinden om erkenning te krijgen. Ze kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen.”
Nationalistisch
Het verschil in beoordeling van de kerkwet tussen de hervormden en de luthersen gaat wel een beetje dieper. De lutherse Fabiny ziet hierin het oude patroon terug. „Vanouds zijn de hervormden veel nationalistischer dan wij. De lutherse kerk is veel meer gemengd, onder meer met Duitsers en Joden.”
De hervormde Szabo staat heel positief tegenover deze regering. „Ik ben er heel eerlijk in: ik heb op Orban gestemd. De vorige regering bestond uit leugenaars en dieven.”
Fabiny ziet voor zichzelf tegenover deze regering juist een profetische rol. „Orban preekt mij te veel. De ene keer verheerlijkt hij oude volksmythes, de volgende dag heeft hij het over de goede herder en de schapen. Het maakt hem niet uit of het heidense of Bijbelse beelden zijn, als hij maar kan preken. Zoiets past een politicus echter niet. Ik vind het fijn dat hij de weg naar de kerk heeft gevonden, hoewel hij geen christelijke opvoeding heeft. Maar hij moet zich niet als een priester aanstellen.”
Steun voor Orban om eeuwige waarden
Deze Hongaarse regering van premier Orban staat voor „eeuwige waarden” en verdient daarom steun van alle christenen. Dat stelt Zoltan Osztie, priester in de oudste rooms-katholieke kerk aan de oevers van de Donau. Hij is ook voorzitter van de organisatie KESZ, de beweging van christelijke intellectuelen.
Eeuwige waarden zijn voor Osztie vooral huwelijk en gezin. „Het lijkt heel liberaal om een homohuwelijk te creëren. Je kunt een fiets ook een vliegtuig noemen, maar hij zal nooit kunnen vliegen.”
Even belangrijk is voor Osztie de inzet voor de Hongaarse natie. „God heeft ons in verbanden geplaatst; gezin, kerk en volk. Daarin verwachten wij Gods zegen.”
Tot dat volk behoren ook de Hongaarse minderheden in de buurlanden. Ongeveer 30 procent van de Hongaren leeft buiten de grenzen. „Deze regering beseft dat daar een taak ligt. Ook in het onderwijs is de nationale identiteit weer meer terug. En beslist niet alleen met het vak paardrijden.”
Osztie beseft dat diezelfde goddelijke voorzienigheid Hongarije in Europa heeft geplaatst. „Wij voelen ons helemaal thuis in het christelijke Europa van de grondleggers, zoals Robert Schuman. In Europa heeft Hongarije ook een toegevoegde waarde. Een Hongaarse premier heeft eens gezegd dat je de wereld het beste kunt dienen door je voor je eigen natie in te zetten. Zo staan wij in Europa.”
Op de Europese Unie heeft hij veel kritiek. „Daar heersen momenteel de liberalen. Die streven naar een samenleving zonder kerk. Onze kerk staat hier al sinds 1048. Zolang is hier al een volk. Me dunkt, we hebben wijsheid genoeg om ons niet te laten dicteren.”
De kerkwet ziet Osztie als een grote stap vooruit. „Het was toch ongehoord dat wij bij het kerkelijk overleg met de regering naast de hoofdheks zaten? Deze wet gaat vooral over geld, maar is ook een erkenning van de historische kerken in Hongarije.”
„Deze regering wil kerk weer serieus nemen”
Van alle kritiek die Hongarije krijgt, is er maar weinig wat werkelijk hout snijdt. Zo verdedigt onderstaatssecretaris Ferenc Kumin de regering van premier Orban.
Hij heeft een mooie kamer in het beeldschone parlementsgebouw in Boedapest. Het is gebouwd naar het voorbeeld van het Britse Lagerhuis. Maar de Donau is mooier dan de Theems, en dat maakt het gebouw zeker zo imponerend.
Binnen schudt Kumin zijn hoofd. „Premier Orban is in het Europees Parlement geweest om de kritiek op Hongarije te bespreken. De verontwaardiging was groot. Maar toen wij de Europese Commissie vroegen op een rijtje te zetten waar onze wetgeving afweek van Europese voorschriften, kwamen er slechts een paar technische punten.”
De nieuwe kerkwet riep ook vragen op in de Verenigde Staten. „Daarom hebben Amerikaanse ambtenaren onderzoek gedaan. En wat bleek? De godsdienstvrijheid is volledig gegarandeerd.”
Kumin stuurt na afloop het Amerikaanse onderzoeksverslag nog na. Daaruit blijkt echter dat de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Clinton, tegenover premier Orban haar „diepe bezorgdheid” heeft geuit. Bovendien stellen de onderzoekers dat het besluit over kerkelijke status „overdreven politiek” is.
Deze beslissing ligt bij het parlement, zegt Kumin. „Dat kijkt of aan alle criteria is voldaan.”
Het controleren of aan de eisen van de wet is voldaan, gebeurt normaal door een ambtenaar van de uitvoerende macht. Niet door de wetgevende macht.
„Dat is een keuze. Hiermee laten we zien dat we deze beslissing heel serieus nemen. Wij willen de kerk in de samenleving weer terugbrengen waar ze hoort. Daarom leek het ons goed dat besluit van de bureaucratie naar het parlement te verplaatsen.”
Eigenlijk is alle rumoer over deze wet helemaal misplaatst, zegt hij plotseling. Hij wil wel uitleggen waarom. Alle gedoe komt doordat de leider van de methodistische splintergroep, Gabor Ivanyi, de trom roert. Na het communisme vocht hij zij aan zij met Viktor Orban, de huidige premier. Hij doopte zelfs twee van diens kinderen. Maar later raakte hij teleurgesteld en ging hij zich internationaal roeren, onder meer in deze krant.
De kleine methodistenkerk doet veel sociaal werk. Een deel daarvan loopt nu gevaar, beaamt Kumin. „Onze indruk is dat ze meer sociaal dan religieus actief was. Een organisatie die alleen welzijnswerk doet, krijgt natuurlijk geen status. Omdat deze methodistenkerk waarschijnlijk te klein is, kan ze proberen samen met andere groepen erkenning te krijgen. Het systeem staat helemaal open.”