Ds. Quant en ds. Roos in gesprek over samenwerking tussen CGK en GKV
Hij maakt zich zorgen over de nauwe samenwerking tussen christelijke gereformeerde kerken en gereformeerde kerken vrijgemaakt. En die verontrusting leeft breder binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), weet emeritus predikant ds. P. Roos. „Voor het besef van velen zijn we nu al reeds te ver.”
In het christelijke gereformeerde blad Bewaar het Pand legde ds. Roos er herhaaldelijk de vinger bij: de samenwerking tussen christelijke gereformeerde kerken en gereformeerde kerken vrijgemaakt. Die is soms zo nauw dat ze zich cgkv zijn gaan noemen: christelijke gereformeerde kerk vrijgemaakt. Zo leveren plaatselijke kerken hun zelfstandigheid in en vormen zij feitelijk een nieuw kerkverband, betoogde ds. Roos. En naar de bezwaren van gemeenteleden die christelijk gereformeerd willen blijven, wordt nauwelijks geluisterd.
Volgens kerkrechtdeskundige ds. D. Quant uit Huizen, tweede voorzitter van de generale synode van de CGK, is dat allemaal veel te kort door de bocht. In een interview met deze krant gaf hij aan dat de vorming van een plaatselijke cgkv kerkordelijk gezien juist is. Van een nieuw kerkverband is zeker geen sprake.
Ds. Roos, tot zijn emeritaat in 2006 predikant in Damwoude, vindt echter dat ds. Quant maar doet alsof er niets aan de hand is. „Mijn ambtsbroeder gaat tamelijk gemakkelijk om met de vragen van vele leden van onze kerken die bezwaard zijn over deze samenwerking.”
De emeritus predikant kreeg een classisdocument in handen waarin toch echt wordt gesproken van een nieuw kerkverband. „Men spreekt van een juridische eenheid, een cgkv met rechtspersoonlijkheid. Er zijn nog meer verrassingen. Het blijkt namelijk verder dat de cgkv de enige vertegenwoordiger is richting de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, alsook richting de CGK. Predikanten uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt kunnen dus binnen de CGK in volle rechten en plichten functioneren.”
Tijd voor een gesprek tussen ds. Roos en ds. Quant. Want hoe zit het nu precies? Vormen christelijke gereformeerde kerken en gereformeerde kerken vrijgemaakt die plaatselijk zo nauw samenwerken dat ze zich cgkv zijn gaan noemen, een nieuw kerkverband of niet? En wat betekent dat voor bezwaarde kerkleden die zo’n samenwerking helemaal niet zien zitten?
Ds. Roos en ds. Quant ontmoeten elkaar in een restaurant in Harderwijk. Eerder hadden ze al telefonisch over de ”kwestie cgkv” gesproken. Ds. Quant, lachend: „Ds. Roos belde me op mijn verjaardag. Dat is nog eens aardig, dacht ik. Maar toen hebben we het vrij uitgebreid over deze materie gehad. Het was een goed gesprek.”
„Mijn zorgen betreffen drie zaken”, zegt ds. Roos. „Het beginsel, de kerk en de mensen. Ik ben bang dat het beginsel van de CGK in de contacten met de vrijgemaakten steeds meer verwatert. Tussen beide kerken ligt vanouds een grote kloof als het gaat om de heilsordelijke weg waarin een zondaar deel krijgt aan Christus. Dat sommige plaatselijke kerken in de loop der tijd naar elkaar zijn toegegroeid en willen samenwerken, snap ik best. Maar wat blijft er over van de CGK als de samenwerking met de GKV nog verder wordt doorzet?”
De emeritus predikant kreeg de afgelopen maanden veel verontruste kerkleden aan de lijn. „Ze maken zich grote zorgen. Als een kerkenraad besluit een samenwerkingsgemeente met de vrijgemaakten te vormen, kunnen deze gemeenteleden dan nog christelijk gereformeerd blijven? Kerkenraden en classes gaan vaak niet goed met dergelijke principiële bezwaren om.”
Ds. Quant: „Ik begrijp je zorgen, en die deel ik ook. Maar volgens mij bestaat er helemaal niet zo’n grote kloof tussen ons beiden. Er is eerder sprake van een misverstand, en die ligt vooral in het feit dat er volgens jou bij de vorming van een cgkv sprake is van een nieuw kerkverband.”
Hij haalt de samenwerkingsovereenkomst van de cgkv Harlingen uit zijn tas. „Wat ik eigenlijk ook pas sinds vier weken weet”, zegt ds. Quant al bladerend, „is dat een kerkgenootschap juridisch gezien iets anders kan zijn dan een landelijk kerkverband. Kerkgenootschap wordt hier gebruikt als aanduiding van de plaatselijke gemeente.”
Hij pauzeert even. „Kijk, daar staat het: „CGKV Harlingen: hieronder wordt verstaan de rechtspersoon (kerkgenootschap) waarin GKv Harlingen en CGK Harlingen zullen samengaan. In het vervolg van deze overeenkomst wordt CGKV Harlingen ook wel aangeduid als samenwerkingsgemeente.”
Tegen ds. Roos: „Het gaat hier dus om een plaatselijk kerkgenootschap en niet, zoals jij zegt, om een nieuw kerkverband. Het doet me daarom toch wel verdriet wat je hierover allemaal in Bewaar het Pand schrijft. Dat is op dit punt pertinent onjuist.”
Ds. Roos: „Maar begrijp je dan niet dat ook het woord kerkgenootschap veel verwarring oproept? Die term is misleidend. Waarom wordt er niet gewoon over samenwerkingsgemeente gesproken?”
Ds. Quant: „We hoeven het niet ingewikkelder te maken dan het is. Een samenwerkingsgemeente maakt deel uit van zowel de CGK als de GKV.”
Ds. Roos: „Ik zie dat toch als een vorm van ineenvloeiing. Via een cgkv komen de GKV ons kerkverband binnen.”
Ds. Quant: „Die kwalificatie laat ik aan jou. Maar je zult in Bewaar het Pand nu wel duidelijk moeten maken dat er met de vorming van een cgkv sprake is van een nieuw kerkgenootschap, een nieuwe plaatselijke gemeente, en niet van een nieuw kerkverband.”
Ds. Roos: „Ik zal deze stukken eerst nog eens opnieuw gaan bestuderen. Maar laat het duidelijk zijn dat ik me met deze dingen bezighoud vanwege vragen van verontruste kerkleden. Ik ben hierover gaan schrijven omdat een groep leden uit een gemeente vragen stelde aan ons bestuur. Dan kan zo’n samenwerking misschien kerkordelijk wel kloppen, maar de praktijk is dat er vaak aan de principiële bezwaren van deze mensen wordt voorbijgegaan. Zij willen christelijk gereformeerd blijven en de bestaande kerkelijke lijn voortzetten. Zij zien daartoe geen mogelijkheid.
We weten allemaal dat de CGK en de GKV op weg zijn een federatieve eenheid te vormen. Wat dat betreft vind ik ds. Quant een beetje naïef. Hij weet net zo goed als ik dat lang niet alle gemeenten de kerkordelijke artikelen strikt naleven.”
Ds. Quant: „Dat de CGK en de GKV een federatieve eenheid gaan vormen, is helemaal niet besloten. Ik wil niet wantrouwend zijn en misschien vind jij dat naïef. Het gaat erom dat als we iets in een kerkelijk blad schrijven, dat goed onderbouwd moet zijn. Anders licht je kerkleden verkeerd voor. En dat doe je bijvoorbeeld ook als je schrijft dat de christelijke gereformeerde en vrijgemaakte ambtsdragers in een samenwerkingsgemeente dezelfde rechten hebben. Dat is gewoon niet juist. De CGK-ambtsdragers staan met volle rechten en plichten in de GKV, terwijl de GKV-ambtsdragers fungeren als waarnemers binnen de CGK.”
Ds. Roos: „Het zal echt niet lang meer duren voordat alle ambtsdragers gelijke rechten en plichten hebben. Ik verwacht dat de generale synode daar volgend jaar toe zal besluiten.”
Ds. Quant: „Volgens mij kan het nog alle kanten opgaan. In ieder geval is het nu zo dat er geen gelijke rechten en plichten zijn. In Bewaar het Pand zou je dat dus anders moeten verkopen.”
Ds. Roos: „Als ik iets moet herroepen, dan doe ik dat. Ik heb dat al eens eerder gedaan, maar mijn bereidheid op dit punt hapert.”
Ds. Quant: „Dan moet je dat in het volgende nummer van Bewaar het Pand doen. Zo haal je de kou een beetje uit de lucht.”
Ds. Roos: „Dat weet ik niet. Ik ga de stukken eerst bestuderen. Het voornaamste is dat er oog komt voor de problematiek van bezwaarde gemeenteleden. Het gaat ten diepste niet om een kerkelijk probleem, maar om een geestelijk probleem. Als 85 procent van een gemeente voor samenwerking met de vrijgemaakten is en 15 procent tegen, dan dreigt die laatste groep tussen wal en schip te raken. Hoe kun je als kerkenraad je eigen mensen opofferen voor anderen die niet tot je kerk behoren?”
Ds. Quant: „Als een kerkenraad weet dat er gemeenteleden met fundamentele bezwaren zijn maar daar geen oog voor heeft, is hij geestelijk niet goed bezig. Wie geen rekening houdt met bezwaren, bouwt een geestelijke hypotheek op. En dan komt er een keer een moment waarop je je moet afvragen: is er binnen de gemeente wel die „genoegzame eenparigheid van gevoelen” die nodig is om met een andere gemeente te kunnen samenwerken? Als een kerkenraad bezwaarde gemeenteleden een stem geeft, win je uiteindelijk meer dan je verliest.”
Historicus Bart Wallet schreef dinsdag in deze krant dat de predikanten die aan de wieg van Bewaar het Pand stonden zelf verontruster waren dan hun gemeenteleden. Ds. Roos, loopt u misschien wat voor de troepen uit?
Ds. Roos: „Dat is moeilijk te beoordelen, maar ik heb niet de indruk dat ik ver voor de verontruste kerkleden uitloop. En als het wel zo is, dan is dat óók goed. De wachter waarover de profeet Ezechiël sprak, zag ook gevaar naderen.”
Ds. Quant, begrijpt u de zorgen van ds. Roos over het „verkwanselen” van het christelijke gereformeerde beginsel door samenwerking met de GKV?
Ds. Quant: „We taxeren de samenwerking met de vrijgemaakten verschillend, maar ik deel zijn zorgen over het functioneren van het beginsel van ellende, verlossing en dankbaarheid. Volgend jaar bestaat de Heidelbergse Catechismus 450 jaar. Ik was onlangs voor het eerst in Heidelberg en dan doet dat toch wel iets met je: hier gebeurde het allemaal. En dan maak ik me soms wel zorgen over de manier waarop dit beginsel in onze eigen gemeenten functioneert, al zal dat echt niet slechter worden als de samenwerking met de GKV toeneemt.”
Ds. Roos: „Maar door de samenwerking met de GKV stroomt de golf van Schriftkritisch denken ook onze kerken binnen. Er is zowel in de GKV als binnen onze eigen kerken een meer kritische omgang met de Heilige Schrift ontstaan. Als beide stromen samenvloeien, glijdt onze kerk daardoor verder weg. Daarbij is het zo dat het bevindelijke element in de GKV minder accent krijgt.”
Ds. Quant: „Laat ik het voorzichtig zeggen: misschien is die bevinding in de GKV er nog wel, juist door de contacten met de CGK.”
Ds. Roos: „Zou kunnen, maar feit is dat beïnvloeding ook andersom geldt.”
U schrijft in het blad Bewaar het Pand van deze week dat er zich binnen de CGK een „scheiding der geesten” voltrekt. „Ongemengde gemeenten” zouden maatregelen moeten nemen. Waar denkt u concreet aan?
Ds. Roos: „De generale synode van 2013 zal mogelijk groen licht geven voor nauwere samenwerking met de GKV en voor vrijgemaakte ambtsdragers om aan onze kerkelijke vergaderingen deel te nemen. Binnen ons kerkverband zijn diverse gemeenten die dat niet willen. Zij vragen zich af wat er overblijft van het eigen kerkelijke leven als anderen daarin participeren.
De gedachten kunnen dan uitgaan naar een eigen, behoudende classis. Een classis Urk bijvoorbeeld, waarvan dan ook gemeenten als Damwoude deel uitmaken. Ik wil onderstrepen dat dit geen concreet plan is, van niemand trouwens, maar wél een mogelijkheid.”
Ds. Quant: „SP-leider Roemer zou zeggen: ”over my dead body”. Dat wil ik niet direct herhalen, maar zo’n classis zou ik echt vreselijk vinden. Dit komt in feite neer op een afscheiding. Het is mijn diepste overtuiging dat een brede CGK noodzakelijk is en daar hoort ook Bewaar het Pand bij. We hebben elkaar nodig om de diepten van de Schrift te peilen en om te voorkomen dat we eenzijdig worden.”
Ds. Roos: „Je hebt elkaar inderdaad nodig, zoals ook een boot in evenwicht moet blijven. Maar ik hoop alleen niet dat die boot wordt scheefgetrokken.”
Wat heeft dit gesprek volgens u opgeleverd?
Ds. Quant: „Ik denk dat er toch wel een paar misverstanden op tafel zijn gelegd en weggenomen. Wat er over de vorming van een nieuw kerkverband werd gezegd, ging echt scheef. We staan voor dezelfde zaak, ook al gebruiken we verschillende argumenten. Het beeld dat we als CGK-collega’s ver uit elkaar staan, klopt niet.”
Ds. Roos: „Zo’n gedachtewisseling kan zeker nut hebben. We staan dicht naast elkaar; van een gapende kloof tussen ons beiden is zeker geen sprake. Feit blijft wel dat er binnen de kerken heel verschillende visies leven over samenwerking met de GKV.”
Ds. Quant: „Ik denk dat ons beginsel niet verschilt, maar wel wie we daarin betrekken.”
Ds. Roos: „Alle predikanten binnen de CGK staan in principe op één lijn, maar de volgorde verschilt voor mij wel. Ik wil niemand veroordelen, maar de eerste 25 staan nu eenmaal toch dichter bij me dan rest. Maar het kunnen er net zo goed honderd zijn.”