Commentaar: Een klemmende vraag over kerkhereniging
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) denkt na over het organiseren van een gesprek met onder andere de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN) en de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Dat meldde de scriba van de Protestantse Kerk, dr. A. J. Plaisier, vrijdag in een interview met het Reformatorisch Dagblad. Over het doel van de Protestantse Kerk met de gesprekken is dr. Plaisier ook duidelijk: eenheid.
Het is juist dat ambitieuze doel dat dit initiatief niet echt kansrijk maakt. In de kerkgeschiedenis van Nederland zijn kerkverenigingen nu eenmaal niet dik gezaaid. En als ze er waren, gingen ze helaas vaak gepaard met een scheuring.
Over een scheuring gesproken: het is opvallend dat de Hersteld Hervormde Kerk volgens de scriba van de PKN wel welkom is bij de samensprekingen, maar niet actief wordt uitgenodigd. Inderdaad is er tussen de PKN en de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) de afgelopen jaren veel gebeurd. De pijn van de scheuring wordt in veel gemeenten aan beide kanten nog steeds gevoeld. Maar als er gesproken wordt over „vlees van ons hervormde en gereformeerde vlees en been van ons been”, dan zijn de HHK en vGKN wel de kerkgenootschappen die bij de PKN het eerst in beeld moeten komen.
Dat de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) niet direct in het blikveld van de Protestantse Kerk liggen, is enerzijds begrijpelijk, maar anderzijds eveneens kwestieus. Als er gestreefd wordt naar samensprekingen met álle hervormde en gereformeerde nazaten, dan moet er toch ook bij deze kerken een uitnodiging in de bus rollen?
Dr. Plaisier wijst er nadrukkelijk op dat hij geen nieuw Samen-op-Wegproces wil starten. Niet veertig jaar om elkaar heendraaien. Met als resultaat dat er uiteindelijk drie kerken een fusie aangaan, terwijl er twee nieuwe kerken –we hebben het hier niet over de vraag wie nu de voortzetting is van wie– bij komen.
Tegenwerpingen zijn er dus genoeg te maken. En vragen zijn er te over. Toch is de vraag die dr. Plaisier stelt, namelijk of we zo door willen gaan, of dat God iets anders van ons vraagt, een uiterst belangrijke. Niemand mag die vraag wegmasseren door te wijzen op niet-verstuurde uitnodigingen of onhaalbare doelen.
Er is de laatste weken veel gezegd en geschreven over de deplorabele toestand van Nederland als het gaat om christelijke waarden en normen. Maar het is te makkelijk om als het daarover gaat alleen naar Den Haag te wijzen. De luxepositie waarin christenen in ons land decennialang hebben geleefd, laat, nu de tegenwind opsteekt z’n schaduwkant zien. We hadden alles en konden alles zelf regelen. Maar die royale positie heeft er mede toe geleid dat oecumene bij orthodoxe christenen een verdacht woord was. Want waarom zou je eenheid zoeken als je het ook in eigen kerkelijke kring -en met een flinke scheut subsidie uit Den Haag- prima redden kon? Des te meer reden de vraag van dr. Plaisier nu serieus te nemen. Als de ernst van de situatie echt gevoeld wordt, is ook duidelijk dat de tijd van het elkaar achteloos voorbijlopen voorbij is.