Kerk & religie

Dr. Arjan Plaisier: predikant, geen manager

Gelovige, predikant, bestuurder. En als het aan dr. Arjan Plaisier (56) ligt, staan die typeringen ook precies in die volgorde. „Als ik alleen bestuurder moest zijn, werd ik ongelukkig. En als ze me mijn predikantschap afnemen en ik niet meer mag voorgaan in gemeenten, is het snel gebeurd met Arjan.”

Wim van Egdom

16 November 2012 18:15Gewijzigd op 15 November 2020 00:19
Dr. Arjan Plaisier. Foto RD, Henk Visscher
Dr. Arjan Plaisier. Foto RD, Henk Visscher

Zijn stemvolume is zacht, zijn oogopslag rustig. Zijn taalgebruik verfijnd en sierlijk. „Ja, ik denk wel dat ik enig taalgevoel ontwikkeld heb”, vat hij het zelf bescheiden samen. Ook zo’n sobere zin tekent hem.

Een modaliteitenstickertje laat hij zich niet gemakkelijk opplakken. Het predicaat ”orthodox” ziet hij als een eretitel. Maar bonder of confessioneel zegt hij niet te zijn. Evangelisch en middenorthodox evenmin. Glimlachend: „En vrijzinnig zal niemand me willen noemen, toch?”

Als hij in de negentiende eeuw geleefd zou hebben, zou hij zich bij de ”ethischen” geschaard hebben. „Sterk gericht op de verkondiging van de levende Christus, Bijbel­getrouw maar niet biblicistisch, en met oog voor de tijdgeest. Niet fanatiek, maar ook niet slap. Maar soms wel onbegrepen.”

Het scribaat van de grootste protestantse kerk van Nederland heeft hij nooit gezocht. Sterker: eigenlijk heeft hij die functie nooit gewíld. „Toen een groep mensen kwam zeggen dat ze me wilden voordragen, heb ik direct gezegd dat ze daar echt niet aan moesten beginnen.

Maar toen later de zaak toch heel dringend bij me kwam, dacht ik: Dan moet het maar, we zullen wel zien. Als God wil dat ik deze weg zal gaan, zal dat wel duidelijk worden. Daarbij durfde ik zo’n dringend appel van de kerk ook niet zomaar naast me neer te leggen. Daarvoor is de kerk me te belangrijk.”

De generale synode benoemde dr. Arjan Plaisier in april 2008, en ineens werd hij van een gewone stadsdominee het gezicht van de Protestantse Kerk. Hij stond voor de taak om Bas Plaisier –naamgenoot maar geen familie– op te volgen, die, mede door zijn grote ervaring, in de kerk gezag genoot. Gezag dat Arjan Plaisier nog moest verdienen. „Je bent net in de vijftig en dan begin je eigenlijk weer helemaal opnieuw.”

Hebt u collega Bas Plaisier wel eens gebeld om advies?

„Nee, nooit. Hij had een volledig eigen stijl, en wij verschillen juist in die stijl heel erg. Mogelijk had hij me buitengewoon goede adviezen gegeven, waar ik niets mee had gekund omdat ik gewoon anders ben. Als je dat weet, moet je iemand niet met allerlei vragen belasten.”

Wie is dr. A. J. Plaisier?

„Ik ben een theoloog. Een wetenschapper, misschien wel. Maar ik hou ook veel van literatuur en filosofie.”

Hij zwijgt even. Dan, aarzelend: „Eigenlijk ben ik een ongelooflijke einzelgänger die in de loop van de jaren steeds gestoord is door de kerk en dus door God. De Heer wilde blijkbaar niet dat ik lekker in een hoekje bleef zitten, genietend van een goed boek. Want dát wil ik eigenlijk. Maar achteraf zie ik hoe de weg die God met mijn leven gaat de goede weg voor mij is. Hij haalde me steeds uit mijn schulp.”

Voor een einzelgänger moet dit een vreselijke baan zijn.

„Ik ben daar ook wel bang voor geweest, als ik eerlijk ben. Vandaar die aarzeling toen ze me kwamen vertellen dat ze me wilden voordragen. Een hoogleraarschap, ja, dat had me wel wat geleken. Uitgezonden door de Gereformeerde Zendingsbond heb ik in Indonesië zes jaar lang les mogen geven aan een opleiding voor predikanten. Dat was geweldig werk. Maar scriba? Dat zag ik mezelf echt niet doen. Maar juist dan zie je hoe belangrijk het is om mensen om je heen te hebben die zeggen: En tóch moet je het doen. Je kunt het wel, je hebt bepaalde capaciteiten die in die functie nodig zijn. Anderen zien dat soms scherper dan dat je het zelf ziet. Mijn vrouw is zo iemand. Ik denk niet dat ik hier gezeten had als zij er niet was geweest.”

En viel het mee?

„Nou, ik ben in april 2008 gekozen en na de synodevergadering in november van dat jaar had ik een diepe dip. Het liep gewoon niet. We moesten als moderamen voorstellen terugnemen, er kon niet besloten worden en ik voelde iets van weerstand. Ik kan het niet goed uitleggen, maar toen ik terugreed naar huis dacht ik: Moet ik dit écht nog 3,5 jaar doen? Heb ik dan toch verkeerd gekozen? Was dit toch niet Gods weg? Dat soort vragen was er. Noem het een aanvechting.”

Hoe bent u uit die aanvechting gekomen?

„Ik werd sterk teruggeworpen op God. Viel terug op m’n roeping. Zo van: ik ben hier neergezet op déze functie. Dat besef maakt je afhankelijk. Verder heb ik mezelf ook flink aangepakt. Niet zielig doen, klappen horen erbij, doorgaan. Na een paar weken was die novemberervaring gesleten. Gelukkig.”

U bent inmiddels benoemd voor een tweede termijn, en van dat wat haperende begin is in uw optreden niets meer te merken.

„Ik ben erin gegroeid. Maar je hebt het nooit op zak, het moet je altijd weer ge­geven worden. En je moet ook als scriba nooit denken dat je wel even een synode ‘doet’, want dan gaat het fout. Je moet serieus in gesprek gaan. Ook willen leren van de kritische opmerkingen die synodeleden maken. En dan ook dingen durven aanpassen. Het mag nooit zo zijn dat de synode alleen maar de handtekening mag zetten onder voorstellen van het synodebestuur. Dan doe je het dus echt fout omdat het er dan alleen maar om gaat dat jouw voorstellen het halen.”

Is er in de hectiek van deze functie voor dr. Plaisier nog wel een geestelijk leven mogelijk?

„Het is eerder andersom: zonder geestelijk leven kun je dit werk niet doen. Dan ben je na een paar weken helemaal leeg en uitgeput. Ook een predikant moet ontvangen. Daarom neem ik iedere dag eerst stille tijd. Bijbellezen, bidden. Je mag de dag nooit ongewijd beginnen. Al zeg ik er eerlijk bij dat het soms niet al te veel voorstelt en dat ik in de auto op weg naar Utrecht wel eens denk: Waar heb ik nu eigenlijk om gebeden, vanmorgen? Maar zonder kan het echt niet.

Daarnaast neem ik ieder jaar één week echt vrij. Dan trek ik me helemaal alleen terug in een huisje in het bos. Veel bidden, veel nadenken, veel wandelen. En een tas boeken mee, waaronder ook een dikke roman voor de avonden. Om voeling met de tijd te houden. En verder echt de stilte zoeken.”

U bent lid gebleven van de protestantse wijkgemeente De Brug in Amersfoort, waar u tot 2008 predikant was. Kerkt u er wel eens?

„Zeker. En ik ga er ook wel eens voor. Ook elders trouwens. Als ze me dat afpakken, dat voorgangerschap, dan is het gauw gebeurd met Arjan. Dat heb ik echt heel erg nodig. Studie maken van een Bijbeltekst, lezen, me verdiepen. En de goedheid van God smaken en voelen, juist in de verkondiging. Ik heb een enorme drive om het Evangelie te verkondigen. Misschien kun je het wel een communicatiedrift noemen. Juist als prediker voel ik de hartenklop van het geloof. En zonder dat, wat stelt het dan allemaal nog voor?”

U bent opgegroeid in een degelijk Gereformeerde Bondsgezin. Bent u opgeschoven?

„Een mens is altijd in beweging. Gelukkig maar, want als er geen beweging meer is, dan leef je niet. Ik ben niet opgeschoven als daarmee bedoeld wordt dat ik bezig ben in een bepaalde richting te bewegen of af te glijden.”

Verleden week heeft de generale synode de functie van pastor pastorum –een soort mentor van de predikanten– weggestemd. Zou dat geen goede aanspreektitel voor u zijn?

„Ik heb in de synodevergadering gezegd dat we de pastor pastorum na de uitvoerige discussies nu maar eens eerbiedig moesten gaan begraven. Dus ik kan moeilijk zeggen dat dat mijn functie is.”

Bisschop dan?

„Maar dan een zonder mijter. Serieus: ik ben gewoon dé dominee van de Protestantse Kerk. Sta als scriba een beetje model voor al die anderen. Ben ook, samen met de preses, het gezicht naar buiten. Maar hiërarchisch gezien ben ik gewoon predikant. Niets meer, niets minder. Gelukkig kennen we als protestanten geen hiërarchie in de ambten. En maak van mij nooit een manager, want dan word ik ongelooflijk ongelukkig.”

Geen mijter voor u. Maar hoe staat het 
met de oecumene?

„De protestantse traditie kan zich, volgens mij, nooit losmaken van het gesprek met Rome. Als je dat doet, word je plat-protestants. Dan komt het dak in de Protestantse Kerk te laag te hangen, dan raken we ruimte van de wereldkerk kwijt. Dan kunnen we wel heel hard roepen dat het ons gaat om het sola Scriptura, maar als je niet oppast, is het niet meer dan lege woordkramerij. Daar staan we voor open, als protestanten. Dat we elkaar helemaal suf praten. Of dat nu in de oecumene is, of juist in het bewijzen van ons eigen gelijk als tegenhanger van de oecumene.

Soms denk ik: Hou nu eens even allemaal je mond. Stil nu. Laat me nu eens even ademen in de stille verwondering van wat Christus geeft. Want het wordt ons ge­geven. Heel tastbaar in het sacrament van het heilig avondmaal. Dan zien we hoe het in de kerk toegaat. Toe moet gaan. Leven van het gegevene.

Zo wil ik ook met de oecumene omgaan. We lopen als Protestantse Kerk sterk met het plan om de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken uit te nodigen om nu gewoon eens bij ons aan tafel te komen zitten. En dan gaan we elkaar de vraag stellen: Willen we zo doorgaan? Of vraagt God in deze tijd wat anders van ons? Overigens: we zaten onlangs al om de tafel met de deputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken en hadden een goede ontmoeting.”

Wat is het doel van zo’n gesprek?

„Eenwording. Maar als dat te ver gaat, misschien iets anders. Ook goed. Maar niet eindeloos snuffelen en praten over wat ons allemaal scheidt, maar met elkaar zoeken naar Gods weg voor ons in deze wereld. We moeten het Samen-op-Wegproces tussen hervormden en gereformeerden zeker niet over willen doen door veertig jaar lang om elkaar heen te draaien. Daarvoor ontbreekt ons de tijd.”

Zijn hersteld hervormden, voortgezet gereformeerden en de (oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) ook welkom?

„Absoluut. Alles wat vlees van ons hervormde en gereformeerde vlees is en been van ons been, is welkom. Maar ik wil ook nuchter zijn. Met de Gereformeerde Gemeenten zie ik die eenheid niet binnen de horizon. Daarmee diskwalificeer ik ze overigens zeker niet.

De relatie met de Hersteld Hervormde Kerk is op dit moment moeizaam, er is te veel gebeurd. Met de voortgezet gereformeerden zijn we gelukkig weer in gesprek.”

Heeft de kerk nog wel toekomst?

„Dat geloof ik met heel m’n hart. Maar vraag me niet hoe en wat. Dat weet ik niet. Ik heb er geen idee van hoe de kerk van de toekomst eruit zal zien. Maar ze zál er zijn. God gaat Zijn weg, ook met onze Protestantse Kerk, met alles erop en eraan. Worden de gemeenten misschien een soort huisgemeenten? Nou, dan gaan we verder met huisgemeenten. Al hoop ik wel dat we wat van die monumentale kerken mogen houden. De Jacobikerk in Utrecht, de Lebuïnuskerk in Deventer en al die andere; ik hoop dat we ze houden mogen. Het is in Gods hand.”


Levensloop Arie Jan Plaisier

Arie Jan Plaisier (Ridder­kerk, 1956) studeerde theologie in Utrecht.

Als zendingspredikant werkte hij van 1986-1992 
als docent aan de Theologische Hogeschool voor 
Oost-Indonesië te Ujung Pandang (Makassar). Van 1993 tot 2003 was hij 
predikant van de hervormde gemeente te Leersum, 
en van 2003 tot 2008 
van de hervormde ge­meente De Brug te Amersfoort.

In 1996 promoveerde hij op de antropologie van Pascal en Nietzsche.

In april 2008 werd hij door de Protestantse Kerk benoemd tot scriba.

Dr. Plaisier is getrouwd en heeft vijf kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer