Kerk & religie

Geloofswandel

2 Korinthe 5:7

16 November 2012 07:51Gewijzigd op 15 November 2020 00:18

„Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.”
De wereld zegt: „Zo vaart men als men altijd met de neus in het Boek zit en niet mee wil doen gelijk een ander. Hij heeft op God vertrouwd, laat God hem nu uithelpen, want hij heeft gezegd dat hij een kind Gods is.” Al vertroost de Heere dan zulke benauwde harten en roept tot hen: „Hier ben Ik”, en zoals onze Heere tot Zijn verbaasde discipelen riep: „Ik ben het, vreest niet!” toch laat Hij Zich niet zien in Zijn heerlijkheid, die verborgen blijft. Zij zien niet die verzadiging der vreugde voor Zijn aanschijn, noch die lieflijkheden aan Zijn rechterhand. En daarom worden zij genoemd reizigers, uitlanders en vreemdelingen, omdat ze hier niet thuishoren, maar uitwonen van dat heerlijk gebouw dat ze verwachten. Omdat ze hier op aarde vreemd zijn en daarheen reizen waar ze Hem zullen zien gelijk Hij is, waar ze Hem zullen gelijk zijn en altijd met Hem zijn.

Met recht heeft dan Paulus gezegd dat ze uitwonen van de Heere, omdat ze wandelen door geloof en niet door aanschouwen; omdat ze geloven maar niet zien. Ze wandelen met Christus. Die wandelt, die beweegt zijn lichaam van de ene plaats naar de andere. Zo wandelde Christus aan de Galileïsche Zee. Zo wandelden de twee discipelen van Jeruzalem naar Emmaüs, toen Christus hun vroeg wat redenen zij al wandelende verhandelden met elkaar (Lukas 24).

Jacobus Borstius, 
predikant te Rotterdam

(”De vermakelijke wandeling naar de hemel”, 1734)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer