Hulshorsters vrezen komst edelherten
HULSHORST – „Als de provincie zo graag wil dat hier edelherten komen, prima, maar zorg er dan wel voor dat de schade die ze aanrichten wordt vergoed.” Agrariër E. Smit uit Hulshorst vertolkt de gevoelens van veel plaatsgenoten die niet blij zijn met de komst van de edele viervoeter.
Prachtig ligt het er bij: het nieuwe ecoduct over het spoor en de snelweg A28 bij Hulshorst. Kleine groene bordjes melden: ”Heide ingezaaid, niet betreden”. Grote stronken van bomen liggen klaar om dieren dekking te geven als ze oversteken. Jonge boompjes zijn er geplant om later voor nog meer dekking te zorgen.
Kleine dieren zoals de das, de egel en marterachtigen maken al gebruik van het ecoduct. Maar de grote jongens zoals het edelhert en de ree worden tegengehouden door een 2 meter hoog hekwerk. Erachter een geel bordje van Natuurmonumenten: ”Rustgebied voor dieren. Geen toegang”.
Groter verschil is bijna niet denkbaar. Aan de zuidkant van het ecoduct liggen het Hulshorsterzand en de Leuvenumse bossen: een uitgestrekt gebied waar een mens op een doordeweekse dag in de winter niemand tegenkomt. Aan de noordkant van het ecoduct ligt een overwegend agrarisch gebied dat wordt doorsneden met allerlei weggetjes en volop bewoond is. Pal aan de voet liggen twee bungalowparkjes aan het weggetje Onder de Bos.
Tweehonderd meter verder woont de familie Smit in boerderij De Leeuwerik. Het liefst ziet boer Smit dat het hoge hek op het ecoduct er blijft staan. „Wij verbouwen mais en graan. Als daar een koppel edelherten in komt, gaat een deel van de oogst verloren.”
Smit weet dat hij een vergoeding kan aanvragen bij het Faunafonds. „Maar die zet geen zoden aan de dijk. Ik heb al eens geïnformeerd bij agrariërs in Elspeet, waar ze ook met schade door herten te maken hebben. Ik krijg misschien een kwart van het verlies vergoed door het Faunafonds, maar de rest moet ik zelf bijleggen. De prijs van veevoer is momenteel heel hoog, maar het fonds baseert de vergoedingen op de prijs van zeven jaar geleden. Dat is niet reëel.”
Tot vorig jaar was Smit goed te spreken over de contacten met de provincie Gelderland rond de komst van het ecoduct. „Twee keer per jaar kwam een man van de provincie ons bijpraten. Sinds hij vorig jaar herfst het stokje heeft overgedragen, zien we niemand meer. Als wij bellen naar de nieuwe contactpersoon, krijgen we de voicemail. We weten niet waar we aan toe zijn, moeten uit de krant vernemen wanneer het hek van het ecoduct verdwijnt. Dat is niet netjes.”
Ook over het aantal edelherten is Smit sceptisch. „Eerst zouden er maar een stuk of zeven komen. Nu zijn het er tussen de vijftien en de twintig. Niemand weet wat die beesten gaan doen. Als ze hier een gedekte tafel vinden, kunnen er wel veel meer komen.”