Dr. Michiel van Elk: Wij zijn veel meer dan ons brein
Christen is dr. Michiel van Elk niet meer. Door de neurowetenschap nam hij afstand van het christelijk geloof. Maar dat religie valt te verklaren uit een specifiek gen of een reli- kwabje in het brein is hem inmiddels te kort door de bocht. „Swaabs stelling ”Wij zijn ons brein” is een beetje simplistisch. We zijn veel meer.”
De invloed van religie ervoer Michiel van Elk (32) van zeer nabij. In de kring waarin hij opgroeide was het geloof bepalend voor het dagelijks leven. Tijdens de zondagse diensten zag hij gemeenteleden in extase raken en hoorde hij hen in tongen spreken, verschijnselen die hem bepaald niet onberoerd lieten.
Na de middelbare school volgde de evangelische student uit Alphen aan den Rijn het basisjaar van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Hij hoopte daar meer duidelijkheid te krijgen over een geschikt vervolg. Het werd een dubbele studie: filosofie en psychologie in Utrecht. De studie filosofie sloot hij cum laude af. Omdat hij niet kon kiezen uit twee verschillende specialisaties binnen de psychologie deed hij ze beide: in Nijmegen een specialisatie in de godsdienstpsychologie, in Utrecht een specialisatie in de biologische psychologie.
Zijn promotieonderzoek verrichtte Van Elk op het terrein van de biologische psychologie, aan de Radboud Universiteit, waar hij in 2010 cum laude promoveerde. Aansluitend begaf hij zich weer op het terrein van de godsdienstpsychologie, nu in Zwitserland. „Sinds 2010 werk ik op het Brain Mind Institute van de École Polytechnique Fédérale in Lausanne. De neuroloog met wie ik samenwerk, doet onderzoek naar buitenlichamelijke ervaringen. Hij heeft aangetoond dat je zo’n ervaring in een laboratorium kunt opwekken door virtual-realitytechnologie.”
Neurowetenschap
Met ingang van 1 januari zet Van Elk het werk in eigen land voort aan de Universiteit van Amsterdam. „Ook daar ga ik onderzoek doen op het grensgebied van godsdienstpsychologie en neurowetenschap.” Het was vooral de neurowetenschap die hem ertoe bracht het christelijk geloof vaarwel te zeggen. „Door mijn studie ontdekte ik dat alles wat we ervaren, denken en doen wordt geïnitieerd door het brein.”
Voor de aanvraag van een beurs bij NWO inventariseerde de psycholoog en neurowetenschapper het reeds verrichte onderzoek. Dat resulteerde in het boek ”De gelovige geest” (zie kader). Eerder publiceerde hij met Sabine Hunnius al ”Het babybrein”.
Met ”De gelovige geest” begaf hij zich op bekend terrein. „Tot mijn dertiende jaar was ons gezin lid van een charismatische gemeente in Aalsmeer. In die jaren kwam de Toronto Blessing vanuit Canada overwaaien. Alle verschijnselen daarvan heb ik meegemaakt. In 1993 zijn mijn ouders overgegaan naar een pinkstergemeente in Alphen met een orthodoxer karakter.”
De twijfel aan de betrouwbaarheid van de Schrift die soms bovenkwam, door de historische Bijbelkritiek, wist hij altijd weer te onderdrukken. Dat lukte niet meer toen hij kennisnam van de bevindingen van de neurowetenschap. „Als mensen een hersenbeschadiging krijgen, verliezen ze een deel van hun persoonlijkheid. Dat bracht me tot het standpunt van wetenschappers als Dick Swaab en Victor Lamme dat met het wegvallen van de materie ook het bewustzijn verdwijnt. Vanuit neurowetenschappelijk oogpunt is moeilijk voor te stellen wat een leven na de dood inhoudt. Toen ik in 2006 tot de conclusie kwam dat God niet bestaat, viel alles op zijn plek. Ik heb het ervaren als een omgekeerde bekering.”
Twijfel
Een aantal jaren voelde hij zich thuis bij het materialistische wereldbeeld. Toen sloeg opnieuw de twijfel toe. Nu ten opzichte van zijn atheïstische overtuiging. „De werkelijkheid is genuanceerder dan mannen als Swaab en Lamme suggereren. Daar komt bij dat ik een fascinatie voor geloven houd. Ik kom graag in kerken en raak ontroerd door religieuze muziek.
Ik ben ook gefascineerd door iemand als Alvin Plantinga, een intellectuele grootheid voor wie geloof en wetenschap geen tegenstelling vormen. In zijn boek ”Where the Conflict Really Lies” veegt hij de vloer aan met de bekende atheïsten Daniel Dennett en Richard Dawkins. Hun opvatting dat religie louter een product is van menselijke verbeelding, ontstaan vanwege de evolutionaire voordelen, doet hij af als huis-tuin-en-keukenfilosofie. Het onuitroeibare religieuze gevoel is volgens hem door God in de mens gelegd, omdat het Zijn verlangen is dat we met Hem in contact komen. Ik vind het leuk om me in zijn argumenten te verdiepen.
In Nederland laat André Aleman zien dat een succesvolle loopbaan in de neurowetenschap kan samengaan met orthodox christendom. Dat boeit me. Het platte atheïsme heb ik achter me gelaten. Ik voel me nu een agnost, iemand die ergens tussen Dawkins en Plantinga in staat.”
Inventarisatie
Door de inventarisatie van studies over het ontstaan en de functie van religie leerde Van Elk dat er binnen de religiewetenschap veel wordt gefilosofeerd, maar weinig concreet onderzoek wordt verricht ter toetsing van de theorieën. „Zelf ga ik onderzoek doen naar het zogenaamde overactief aanwezigheidsdetectiemechanisme. De theorie daarachter is dat je er in onzekere situaties beter van uit kunt gaan dat iemand die niet bestaat er wel is dan omgekeerd.”
De betekenis van neurowetenschappelijk onderzoek, via geavanceerde scanners van het brein, wordt door Van Elk genuanceerd. „Momenteel speelt er een interne discussie over de vraag wat de door die apparaten geproduceerde plaatjes nu werkelijk aangeven. Er valt heel wat af te dingen op de neurowetenschappelijke bevindingen die met grote koppen in de kranten staan.”
Het wetenschappelijke standpunt dat geloof een positieve uitwerking heeft op de lichamelijke en psychische gezondheid van mensen, noemt de psycholoog „behoorlijk hard.” „De oorzaak ligt waarschijnlijk in het sociale vangnet dat religieuze gemeenschappen bieden. Daar komt bij dat het geloof in een almachtige godheid een geruststellend effect kan hebben. Het dempt stress, een belangrijke oorzaak van lichamelijke en psychische klachten.”
Reductionisme
De overgave aan God heeft aantoonbaar invloed op het brein. „Maar je kunt het menselijk denken niet reduceren tot hersenactiviteit”, nuanceert Van Elk. „De stap van de psyche naar het brein is enorm groot. Ook vanuit filosofisch oogpunt is het reductionisme problematisch. Ik deel de idee van de reformatorische wijsbegeerte dat er verschillende niveaus van werkelijkheidsverklaring zijn. Als je het menselijk denken wilt begrijpen, moet je je niet tot één niveau bepreken. Je identiteit wordt niet alleen bepaald door je brein, maar ook door je lichaam, je persoonlijkheid, je geschiedenis, je sociale netwerk. Die beïnvloeden elkaar onderling. Swaabs stelling ”Wij zijn ons brein” is een beetje simplistisch. We zijn veel meer.”
Zijn eigen positie weet hij vertolkt door de postmoderne Amerikaanse filosoof Richard Rorty. „Die relativeert heel sterk de gedachte dat we in de wetenschap bezig zijn met waarheidsvinding. De realiteit is dat we door de wetenschap bepaalde mechanismen op het spoor komen, waarvan we op allerlei terreinen praktisch gebruik kunnen maken. Maar de waarheidsclaim van de wetenschap is ten diepste onwetenschappelijk.”
”De gelovige geest. Op zoek naar de biologische en psychologische wortels van religie”, Michiel van Elk; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2012; 9789035137486; 272 blz.; € 19,95.
De gelovige geest
De voorspelling van overtuigde atheïsten en evolutionisten dat het einde van religie nabij is, wordt door de praktijk weersproken. Zelfs in het ontkerstende Europa gelooft bijna iedereen wel in iets dat tijd en ruimte overstijgt, al neemt de binding aan religieuze instituten snel af. „Terwijl de kloosters leeglopen, puilen hun gastenverblijven uit van de spirituele zoekers”, constateert Michiel van Elk in zijn boek ”De gelovige geest”. De psycholoog en filosoof geeft daarin een overzicht van het onderzoek dat is verricht naar de relatie tussen brein en geloof.
In het eerste hoofdstuk gaat hij in op religieuze ervaringen van individuen als Teresa van Avila, die daarmee tal van anderen hebben beïnvloed. Het tweede hoofdstuk beschrijft theorieën ter verklaring van die ervaringen. Hoofdstuk 3 belicht het verband tussen epilepsie en visioenen. Geestelijke leidslieden als Paulus en Mohammed zouden hun openbaringen volgens moderne neurowetenschappers te danken hebben aan epilepsie. Ook psychedelische drugs stimuleren de waarneming van een magische realiteit.
De hoofdstukken 4 en 5 bieden zicht op het onderzoek naar gebedsgenezing en parapsychologische verschijnselen. Het volgende hoofdstuk bevat theorieën over het ontstaan van religie. Populair is de terrormanagementtheorie, die stelt dat alle religie voortkomt uit angst voor de dood. Het geloof in een God die alles bestuurt en het leven zin geeft, dempt die angst.
Hoofdstuk 7 beschrijft rituelen in verschillende religies en het vermeende evolutionaire nut ervan. Het slothoofdstuk gaat in op de invloed van meditatie op het brein en het verschijnsel van buitenlichamelijke ervaringen.
Hoewel de auteur zelf geen gelovige is, bekritiseert hij in de epiloog collega’s die alles denken te kunnen verklaren vanuit het brein. „De interpretatie van onderzoeksgegevens blijkt sterk af te hangen van de bril van de onderzoeker. Verschillende onderzoekers trekken op basis van dezelfde onderzoeksgegevens soms compleet verschillende conclusies.”
Met het slot van de proloog verwoordt Van Elk zijn eigen positie. „Hoe graag wetenschappers het ook zouden willen, het bestaan van God kan met behulp van onderzoek noch bewezen, noch ontkracht worden. Religie is een complex verschijnsel en zit niet alleen tussen onze oren.”