Hielprik bij baby’s kan beter
De uitvoering van de hielprik bij baby’s is voor verbetering vatbaar. De analyse van het bloed en de rapportage van de resultaten zijn weliswaar in orde, maar de snelheid en administratie laten af en toe te wensen over.
Dat blijkt uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar 10.000 hielprikken uit 2001. De situatie is beter dan in 1997, maar nog niet optimaal, concludeert het onderzoeksinstituut.
Bijna de helft van de baby’s krijgt de hielprik, bedoeld om ziekten op te sporen, op de ’ideale’ vierde levensdag. Op de zevende dag na de geboorte is 98 procent van de baby’s geprikt.
De gegevens die moeten worden ingevuld, zijn niet altijd compleet. De uitvoerder van de hielprik (in 3,6 procent van de gevallen), geboortegewicht (1,3 procent) en zwangerschapsduur (3,6 procent) werden niet altijd vermeld. Voor een juiste interpretatie van de informatie is het geboortegewicht essentieel. Ook komt het heel af en toe voor dat te weinig bloed wordt afgenomen.
Ziekenhuizen laten vaker een steekje vallen dan verloskundigen, wijkverpleegkundigen en kraamverzorgers.