Danken in het donker
Dank God in alles. Het is een Bijbelse oproep die rond dankdag voor gewas en arbeid meer dan eens wordt aangehaald. Maar wat betekent dankbaarheid als je door een ingrijpende ziekte niet meer kunt werken, als je geen dak boven je hoofd hebt of als voedsel schaars is en de kachel onvoldoende kan worden gestookt?
Eigen bed niet vanzelfsprekend
Een kop koffie en een praatje, een gesprek met een hulpverlener of Bijbelstudie. Daarvoor kunnen dak- en thuislozen zes dagen per week terecht in het dienstencentrum van Stichting Ontmoeting in Rotterdam. Ook vandaag, op dankdag. Maar hoe kun je danken als je geen dak boven je hoofd hebt?
Teunis Rijneveld is pastoraal werker bij Ontmoeting. Hij voert wekelijks vele gesprekken met dak- en thuislozen die het dienstencentrum aan de ’s-Gravendijkwal binnenlopen. Op zondag gaat hij voor in samenkomsten voor deze doelgroep.
Het thema dankbaarheid komt in Rijnevelds werk op diverse manieren aan de orde. „Afgelopen zondag gebeurde dat nog, toen we een herdenkingsdienst hadden omdat het tien jaar geleden is dat de diensten voor dak- en thuislozen in Rotterdam begonnen. Ik heb naar aanleiding van Psalm 146 en Klaagliederen 3:22 en 23 gesproken over de eeuwige trouw van God. Vandaag werd er in ons dienstencentrum een Bijbelstudie gehouden die gericht was op dankdag.”
Het aan de orde stellen van dit thema bij mensen die aan de rand van de samenleving staan, vraagt grote zorgvuldigheid, zegt Rijneveld. „We houden dankdag voor gewas en arbeid. Velen uit onze doelgroep zijn werkloos en hebben nog heel veel andere problemen. Sommigen krijgen woonbegeleiding, anderen slapen in de nachtopvang of buiten. Als het over dankbaarheid gaat, kunnen ze snel het idee krijgen dat ik makkelijk praten heb. Het is belangrijk je in te leven in de situatie van de ander en hem niet zomaar voor te houden: Je moet dankbaar zijn. Dat is zeker een Bijbelse opdracht, maar laten we dat niet goedkoop zeggen.”
Bij alles wat bezoekers moeten missen, wijst Rijneveld toch op wat ze wél hebben ontvangen. „Het leven is een geschenk van de Heere. Hij geeft ons ook zegeningen zoals kleding en voedsel. We hebben dagelijks te eten, terwijl er landen zijn waar velen honger lijden. Als we de kraan opendraaien, komt er water uit, schoon water. En de Heere komt naar ons toe met Zijn Woord.”
We hebben geen recht op alles wat we krijgen, vervolgt Rijneveld. „Ik mag daarbij ook wijzen op het grootste geschenk van God: Zijn Zoon. Als je de Heere Jezus mag kennen als je persoonlijke Zaligmaker, ben je rijk, ook al heb je geen euro.”
Zijn werk bij Ontmoeting bepaalt Rijneveld, ouderling in de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Alexanderpolder, bij het gevaar om veel zegeningen als vanzelfsprekend te zien. „We vinden het vaak zo gewoon dat we een bed hebben, familie en vrienden. Maar als ik mijn leven naast dat van dak- en thuislozen leg, van wie sommigen alleen op de wereld staan, besef ik hoe bijzonder dat is. Daar kun je niet genoeg dankbaar voor zijn.”
Tranen in de ogen bij voedselpakket
In Oekraïne leven veel mensen in armoede. Als ze via de kerk een voedselpakket krijgen om de winter door te komen, staan de tranen soms in hun ogen, glimmen ze van dankbaarheid en loven en prijzen ze God.
Dat beeld roept Bert Pierik uit Nunspeet op als het over dankdag gaat. Als lid van de onderwijscommissie van Stichting Hulp Oost-Europa (HOE) bezoekt hij minimaal drie keer per jaar de Unterkarpaten in Oekraïne, het gebied waar de Hongaarssprekende bevolking woont. Iedere keer raakt hem de armoede die hij er aantreft.
„Als we door het land rijden, zien we honderden hectaren vruchtbare landbouwgrond braak liggen, terwijl landbouwmachines langs de kant van de weg staan weg te roesten. Intussen is er veel nood en armoede. De werkloosheid onder de Hongaren is hoog, in het bijzonder bij de Roma. De laatsten staan letterlijk en figuurlijk in de modder, aan de rand van de samenleving. Ze wonen in ruimten die wij nog niet goed genoeg zouden vinden voor onze varkens.”
In die context houdt Pierik zich bezig met het stichten van scholen voor Romakinderen. „Er gaan nu ruim 300 kinderen naar negen schooltjes. De komende tijd komen er twee nieuwe bij. Het eerste wat we daar doen, is de kinderen goed te eten geven. We gaan ook met hen zingen, leren hen schrijven en brengen hun het Evangelie. Zo vormen we een brug naar het reguliere basisonderwijs.”
Dankzij HOE krijgen arme gezinnen voedselpakketten om de zware wintermaanden door te komen. Via diaconieën van de Hongaars-Gereformeerde Kerk komen die bij hen terecht. „Het is ontroerend om te horen hoe mensen de winterhulp met tranen van dankbaarheid in de ogen ontvangen. En vooral dat ze God erom loven en prijzen. Dat laatste is het belangrijkste. Het gaat om de eer van onze hemelse Vader.”
Ziende op „de gigantische rijdom die we in Nederland hebben”, zegt Pierik „alleen maar dankbaar te kunnen zijn. Dat beperkt zich niet tot één dag in het jaar. Ook hebben mijn vrouw en ik het verlangen anderen in onze rijkdom te laten delen.”
Een Bijbelgedeelte dat Pierik bijzonder aanspreekt is Johannes 3:16, in combinatie met 1 Johannes 3:16 en 17. „Daar staat onder meer: „Wie dan de goederen van de wereld heeft, en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem toesluit, hoe kan de liefde van God in hem blijven?” Dat kun je ook omdraaien: als de liefde van God in je is, wil je niet anders dan je broeders die in nood zijn helpen.”
Uit dagelijks leven en werk gerukt
De één verliest door een hersenziekte zijn verstandelijke vermogens, de ander krijgt een beroerte en is van het ene op het andere moment gedeeltelijk verlamd. En dan gaat op dankdag de Bijbel open: „Dankt God in alles.”
Ds. P. Koeman is geestelijk verzorger in verpleeghuis Norschoten in Barneveld, lokatie Kweekweg. In zijn pastorale werk wordt hij nadrukkelijk geconfronteerd met de gebrokenheid van het leven, „als gevolg van de zonde.”
De predikant noemt als voorbeeld de situatie van mensen die door de ziekte van Alzheimer hun verstandelijke vermogens kwijtraken. Ook ontmoet hij bewoners die door een hersenbloeding of verkeersongeval „uit hun dagelijks leven en werk werden gerukt en bij alles geholpen moeten worden. Dat geeft groot verdriet bij henzelf en hun omgeving.”
Hoewel het lijden in het verpleeghuis tastbaar is, ontbreekt de dankbaarheid niet, ervaart ds. Koeman. „Het is mooi als mensen in al hun nood kunnen getuigen dat God hen bijstaat en hen draagt. Dat is als een cadeau uit de hemel.”
Hij komt ook mensen tegen die niet tot danken in staat zijn. „Dat streep ik niet weg. Het komt erop aan goed naar hen te luisteren, hun moeiten en verdriet serieus te nemen en erop te wijzen dat ze die ook bij Heere God mogen brengen.”
Tijdens een recente Bijbelstudie in het verpleeghuis ging het over het sterven van de zoon van de weduwe in Zarfath. „Een geweldige schok voor de moeder. Ze is helemaal van slag en reageert bits op de profeet. Wat doet Elia dan? Hij geeft haar er niet van langs, maar vraagt om het kind en brengt het bij de Heere God. Zo krijg ik soms de gelegenheid met iemand te bidden, zijn moeiten bij God te brengen en te vragen of Hij hem of haar wil vasthouden.”
In de dankdagdienst preekte ds. Koeman vanochtend over 1 Thessalonicensen 5:18: „Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u.” „Danken betekent hier: goed spreken over God. Dat kan lastig zijn. In de tekst staat echter niet dat je God voor alles moet danken, maar wel –geleerd en geholpen door de hemel– in alle omstándigheden.”
Zo is er ook in het verpleeghuis stof tot danken, vervolgt de predikant. „We hebben God gedankt voor eten en drinken en voor de liefdevolle zorg en aandacht die de mensen krijgen. Er is alle reden om Hem daar erkentelijk voor te zijn. Ik merk dat bewoners daar ook echt dankbaar voor zijn, al hadden ze liever thuis gewoond.”
God in alles danken is niet alleen een opdracht, vervolgt ds. Koeman. „Wat God vraagt, wil Hij ook geven. We moeten zien op de Heere Jezus, Die in onze nood en pijn is gekomen om ons lichamelijk en geestelijk, voor tijd en eeuwigheid, te kunnen helpen en zegenen.”