Opinie

Ook christen rekent minder met geestelijke werkelijkheid

We kunnen best wat leren van de Rooms-Katholieke Kerk. Afgelopen week verschenen er verschillende artikelen in het Reformatorisch Dagblad die dat benadrukten. Het lijkt een goed gebruik om, zo tegen Hervormingsdag, weer eens uit te leggen dat Rome en Genève niet zo ver van elkaar liggen als menig lezer denkt.

S. M. de Bruijn
29 October 2012 08:46Gewijzigd op 14 November 2020 23:58
Kathedraal van Chartres. Foto RD
Kathedraal van Chartres. Foto RD

Eerlijk is eerlijk: dat vraagt wel wat geestelijke lenigheid. Wie opgevoed is met de hamerslagen van Luther en de ”Institutie” van Calvijn, krijgt niet zomaar sympathie voor het Vaticaan. Als ik op de drempel van zo’n imposante kathedraal sta, denk ik onwillekeurig toch aan het ”Tractaat der Reliquieën” waarin de Geneefse reformator de heiligenverering aan de kaak stelt. Op sarcastische toon spreekt hij over kannen vol moedermelk van Maria en hij somt de tientallen spijkers, doornenkronen en lijkwaden op die in zulke kerken vereerd worden. Alle architectonische hoogstandjes ten spijt: dat kan een gevoel van afkeer niet helemaal wegnemen.

En toch kunnen we leren van Rome, is mijn stellige overtuiging. De kathedraal van Chartres, in het Franse Loiredal, is een middeleeuws meesterwerk. Het koninklijk portaal bevat naast elke deur een rij romaanse beelden van oudtestamentische koningen, koninginnen, priesters en profeten. De beelden zijn erg langgerekt: de hoofden bevinden zich een meter of vier boven de marmeren drempels. De prachtig gedrapeerde mantels en de lange haarvlechten hebben maar één doel: ze trekken de blik van de bezoeker omhoog tot hij in het plechtige gezicht kijkt.

Malcolm Miller, de gids die al meer dan een halve eeuw toeristen rondleidt in de kathedraal, legt de diepe betekenis van deze beelden uit. De buitenkant is een spiegel van hun binnenste, de langgerekte figuren onderstrepen de innerlijke verticaliteit: zij zochten de dingen die boven zijn. Een soortgelijke impressie overkomt je als je toch de drempel overstapt. Het lijnenspel van de gotische zuilen en vensters zorgt ervoor dat ieder onmiddellijk het oog omhoog slaat.

Ik bedoel dit allerminst als pleidooi om in de kerken van de Reformatie ook beeldengalerijen, gebrandschilderde ramen en kruisribgewelven in te voeren. Wat wél meer plaats mag krijgen bij de 21e-eeuwse kerkganger, is zo’n besef van de hogere en geestelijke wereld. Voor de middeleeuwer was het bestaan van engelen en duivelen, van God, hemel en hel even reëel als dat van biechtstoel en bierkan. Dat geldt ook voor gereformeerden uit vroeger eeuwen. Ieder kent de verhalen van Luther die een inktpot naar de duivel smeet en van de engelenwacht die ds. Smijtegelt beschermden tegen aanvallers. Daar zijn er dozijnen van –vaak legendes, soms gebaseerd op een geschiedenis–, maar in alle gevallen illustreren ze hoe christenen in die tijd een levendige voorstelling hadden van de wereld van geesten.

Duivel

Daar is vandaag de dag weinig van over. Het klinkt paradoxaal, maar het lijkt erop dat satan er tegenwoordig opuit is om iedereen te laten geloven dat hij niet bestaat. Na mijn vorige Welbeschouwd, over Boer zoekt Man, heb ik ervaren dat de uitdrukking „duivelse strategie” bij niet-christenen veel onbegrip oproept. Ik noemde het succesvolle tv-programma onderdeel van een duivelse strategie om het huwelijk te ondermijnen. Ik neem niets terug van mijn woorden, al had ik ze, achteraf bezien, moeten uitleggen om dat onbegrip te voorkomen. Veel niet-christenen begrijpen weinig of willen zelfs niet weten van een geestelijke wereld, dat snap ik. Al blijft het dan vreemd dat een cabaretier als Claudia de Breij een christenpoliticus toewenst om te branden in de hel, terwijl ze daar zelf niet in gelooft.

Het is veel erger dat die geestelijke werkelijkheid ook voor christenen steeds onbekender wordt. In een radio-interview dat volgde op mijn vorige column verzekerde een roomse mevrouw mij dat God liefde is, maar dat de duivel toch echt niet bestaat. Deze dame zou haar licht eens kunnen opsteken in Chartres, in het zuidportaal of het Adam-en-Evavenster.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de satan met deze duivelse strategie ook voet aan de grond heeft gekregen bij veel reformatorische christenen. De apostel Paulus waarschuwde de gemeente van Korinthe voor de listen van satan: „Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend” (2 Kor. 2:11). De kanttekening bij dit Bijbelvers noemt er twee: het tot wanhoop brengen of juist in slaap wiegen van mensen. In de huidige samenleving ligt hij vooral met die laatste strik op de loer. Hij strooit ons zand in de ogen, zodat we niet in de gaten hebben dat de duivel naast ons in de kerkbank zit, met ons knielt voor ons bed, onze agenda tot de rand toe volstopt zodat er geen minuut over blijft voor stille tijd, ons hoofd en hart vult met het mooie van deze wereld, ons zoet houdt met wat religieus besef zonder levend geloof en zonder Zaligmaker. Zulke slaperige, zelfingenomen christenen, die vergeten dat ze op vijandelijk gebied leven en hier vreemdeling horen te zijn, daar ligt de satan niet van wakker.
De kathedraal van Chartres, ooit omschreven als een uit steen gehouwen Bijbel, kan ook hen wat leren. Zo’n vreemdeling staat wel met twee benen op de grond maar slaat met Van Lodenstein het hoofd omhoog en bidt: „Hier beneden is het niet (…) mijn ziel, naar boven dan.”
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren?
welbeschouwd@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer