Opvoeding volgens Bijbelse richtlijnen van waarde
Een opvoeding volgens Bijbelse richtlijnen is het beste wat opvoeders hun kinderen kunnen meegeven, stelt dr. Steef Post.
In het RD van 17-10 reageert orthopedagoge drs. Aline Hoogenboom-Versluis op enkele uitspraken die ik deed in het interview in de krant van 12-10. Ze verwees daarbij ook naar het essay over opvoeding van 13 februari in deze krant. De kern van mijn opmerkingen was dat de opvoeding in reformatorische kringen te humanistisch wordt ingevuld.
Nu kan ik natuurlijk niet achter de voordeur kijken, maar wat het reformatorisch primair onderwijs betreft kan dit toch moeilijk ontkend worden. De meeste reformatorische scholen, een enkele positieve uitzondering daargelaten, hanteren, mede onder invloed van de samenwerkingsverbanden, dezelfde methodieken (”Handelingsgericht werken”) en gaan uit van dezelfde maakbaarheidsgedachte op het punt van sociaal-emotionele ontwikkeling (”Zien!”) als alle andere scholen in Nederland.
De vraag is niet of de pedagogisch-didactische aanpak op de scholen op humanistische leest geschoeid is, de vraag is of dat erg is. Temeer daar een oprecht christelijke onderwijzer toch het verschil moet kunnen maken in de opvoeding.
Ik denk inderdaad dat het erg is, hoewel ik de rol van de godvrezende leerkracht zeker niet wil onderschatten. Als ik het artikel van Hoogenboom lees, bekruipt me een gevoel van machteloosheid. Wat zijn wij in reformatorische kring geneigd om de Bijbel erbij te halen en vervolgens over te gaan tot de orde van de dag. Op deze manier laten we tot onze schade een schat aan Bijbelse inzichten, wijsheid en kennis liggen.
Laat ik het demonstreren aan de hand van het artikel. Hoogenboom erkent dat gehoorzaamheid een kernwoord is in de Bijbel. Ze vindt het echter geen doel in zichzelf. „Wat wil je als opvoeder bereikt hebben als je kind 18 jaar is: Dat het gehoorzaam is? Dat lijkt met niet voldoende om te kunnen functioneren in gezin, kerk en maatschappij.”
Dit bedoel ik! We nemen de Bijbel, en vervolgens kijken we om ons heen, en ontlenen onze normen aan wat wij denken dat kinderen nodig hebben. Later in het artikel gebeurt dit opnieuw en met evenveel souplesse. Hoogenboom vindt dat je in plaats van naar de opvoedingstekst (Ef. 6:1) beter kunt kijken naar de beschrijving van een christen in 1 Timotheüs 3 (vereisten voor ambtsdragers) en Galaten 5 (vruchten van de Geest). Het lijkt me een beetje eclectisch –waarom betrekken we dan bijvoorbeeld het begin van de Bergrede over armen van geest en zachtmoedigen ook niet bij– maar toch alleszins de moeite waard.
Wie nu verwacht dat Hoogenboom gaat onderzoeken welke opvoedingsdoelen deze Bijbelgedeelten aanreiken, komt bedrogen uit. Opnieuw richt ze zich op de eisen die deze maatschappij lijkt te stellen. „Daarbij kun je niet voorbijgaan aan de maatschappij. (…) Of we het er nu mee eens zijn of niet, de maatschappij vraagt burgers die keuzes kunnen maken en hun zegje kunnen doen.”
Het is zo jammer. Ik ben er diep van overtuigd dat de beste burgers die we kunnen afleveren, jongeren zijn die we opvoeden volgens de Bijbelse richtlijnen, en die alleen. Het is de moeite waard om de perikopen te onderzoeken die Hoogenboom noemt, en de nadruk op mondigheid vind je daar nu niet direct in terug. Ik moet trouwens nog zien of het programma ”Meer mensen mondig maken” uiteindelijk de waardevolle burgers gaat opleveren die we nodig hebben.
Wellicht vult Hoogenboom het begrip gehoorzaamheid te seculier in. Het Bijbelse begrip gehoorzaamheid betekent dat je het doel buiten jezelf legt. Daarmee is het antihumanistisch.
Wat zou het een zegen voor de maatschappij zijn als onze jongeren op 18-jarige leeftijd als belangrijkste kenmerk zouden hebben dat ze gehoorzaam zijn. Dat hun doel buiten henzelf ligt: de Heere dienen, gehoorzaam aan de Heere, Zijn heilzame wetten en aan Zijn wil. Daar word je pas echt een sterke persoonlijkheid van. En ook ten opzichte van de maatschappij en de naaste heeft gehoorzaamheid meer met dienstbaarheid te maken dan je op het eerste gezicht zou denken.
Ik wil ver weg blijven van extreme standpunten, laat staan onnodig tegenstellingen creëren en het is altijd fijn als mensen de dingen goed kunnen en durven verwoorden, maar vanuit Bijbels perspectief lijkt het toch een overschatte eigenschap. Als het gaat over de eindtijd valt in de Bijbel juist vaak het woord lijdzaamheid (bijv. Openb. 1:9; 2:2; 2:19; 3:10; 13:10; 14:12). Als het erop aankomt, geldt nog steeds: „het zal u in diezelve uren gegeven worden wat gij spreken zult” (Matth. 10:19).
Ten slotte komt Hoogenboom tot mijn verrassing nog terug op het begrip gehoorzaamheid. Ze heeft het dan over geluk. Gehoorzaamheid definieert ze dan als: achter Christus aan gaan. Als dat niet het opvoedingsdoel is, begrijp ik het niet meer.
Inderdaad, gehoorzaamheid is de weg naar geluk. De laatste zaligspreking in de Bijbel onderstreept dat onomwonden: Zalig zijn zij die Zijn geboden doen. (Openb. 22:14).
De auteur is in het dagelijkse leven werkzaam als mediator, coach en adviseur.