Militair niet vervolgd voor poederbrief
Het openbaar ministerie in Arnhem zal de 29-jarige militair die begin deze maand vanuit Irak een poederbrief verstuurde aan een vriend in Nederland niet vervolgen. Uit onderzoek en verhoor van de militair is volgens justitie gebleken dat er onvoldoende bewijs voor opzet is.
De 21-jarige inwoner van Gorinchem die de brief met het poeder ontving, vertrouwde de zaak niet en schakelde de politie in. De autoriteiten hielden er rekening mee dat het poeder het gevreesde antrax, de miltvuurbacterie, zou kunnen zijn, en stelden het rampenplan in werking. Later bleek het poeder verpulverd stucwerk te zijn.
De 29-jarige afzender van de brief meldde zich zelf bij de Koninklijke Marechaussee in Irak toen daar eenmaal bekend was geworden hoeveel opschudding zijn brief had veroorzaakt. Uit zijn verhoor is volgens justitie gebleken dat het onder militairen in het buitenland niet ongebruikelijk is souvenirs uit dat land in een brief naar huis te sturen. Dat gebeurt bijvoorbeeld vaak met woestijnzand.
Het stucwerk was afkomstig uit een stationsgebouw in Irak waarin de Nederlandse militairen tijdelijk hebben geslapen. De man had een stukje sierpleister van de muur gehaald en dat verzonden, maar realiseerde zich volgens zijn verklaring niet dat het pleister onderweg zou verpulveren tot poeder.
De man uit Gorinchem ontving de brief van zijn vriend op 8 september. Omdat in de brief niet werd verwezen naar het poeder kreeg de Gorinchemmer argwaan en schakelde hij de politie in. Die liet onder andere de woning van de man onderzoeken door deskundigen in speciale veiligheidspakken. Aanvankelijk ontruimde zij ook de omgeving van de woning. Al dezelfde dag bleek na onderzoek dat er geen antrax in de brief had gezeten.