Verlies op werknemerslening aftrekbaar
Nu de economie minder goed draait, komt het steeds vaker voor dat bedrijven failliet gaan. Hierbij spelen ook problemen om financiering door de bank rond te krijgen een grote rol. Maar bedrijven zijn creatief in hun pogingen om een faillissement te voorkomen.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit een casus waarin het gerechtshof in Arnhem onlangs uitspraak deed. De zaak zelf dateert overigens van voor de kredietcrisis.
Het gaat over een bedrijf dat in 2004 een betalingsachterstand bij de Belastingdienst had van ongeveer 35.000 euro. Het bedrijf beschikte niet over voldoende middelen om deze schuld te voldoen. Om de schuld toch te kunnen betalen, had de werkgever het geld van een werknemer geleend. Die werknemer had het bedrag op zijn beurt van de bank geleend tegen een rente van 12,5 procent.
De goedhartige werknemer –die kennelijk nog probeerde om een faillissement van zijn werkgever te voorkomen– en de werkgever hadden een schriftelijke overeenkomst opgemaakt. De lening zou vijf jaar lopen, met verplichte tussentijdse aflossingen. De werkgever zou aan de werknemer een rente van 12,5 procent vergoeden.
Maar in 2006 bleek dat de werkgever niet aan zijn aflossingsverplichtingen kon voldoen. De werknemer kon zijn financiële schade nog beperken doordat hij de lening bij de bank kon omzetten in een gunstiger lening tegen 7,7 procent rente, met zijn woning als onderpand. Om het bedrijf nog een kans te geven, verlaagde hij de rente op de lening aan zijn werkgever ook tot 7,7 procent.
Het mocht niet baten, want de werkgever werd in 2007 failliet verklaard. De resterende vordering van de werknemer op zijn baas bedroeg 32.200 euro, bestaande uit een hoofdsom van 31.000 euro en 1200 euro aan achterstallige rente. De curator berichtte de werknemer dat hij geen enkele aflossing meer uit de boedel hoefde te verwachten. De werknemer was zijn geld dus kwijt. Hij bleef zitten met een schuld aan de bank.
De werknemer kwam toen op het idee om het verlies van 32.200 euro in zijn aangifte 2007 in aftrek te brengen. Hij was geen aandeelhouder, dus een verlies op grond van de zogenoemde terbeschikkingstellingsregeling was niet mogelijk. Maar hij bedacht dat er eigenlijk sprake was van „negatief loon.” En negatief loon is in box 1 aftrekbaar tegen de normale belastingtarieven tot 52 procent.
Hij vulde daarom 32.200 aan negatief loon in op zijn aangifte over 2007. De inspecteur was het hier echter niet mee eens. In de bezwaarfase kwamen partijen niet nader tot elkaar en daarom stapte de werknemer naar de rechter. Bij de rechtbank kreeg de inspecteur gelijk, omdat er sprake was van niet-aftrekbare beroepskosten. Voor het gerechtshof in Arnhem betoogde de inspecteur opnieuw dat er bij het verlies van 32.200 euro sprake was van beroepkosten.
De rechter in hoger beroep kon zich echter niet vinden in het standpunt van de inspecteur. Het verlies was geen uitgave voor een goed of dienst die de werknemer gebruikt had om zijn dienstbetrekking te kunnen uitvoeren, zoals parkeerkosten of een computer. Ook was er geen sprake van „op de inkomsten drukkende lasten.” En daarom was er sprake van negatief loon.
Wel was de werknemer „in verband met zijn dienstbetrekking” verarmd. Een belangrijke reden hiervoor was dat de werknemer een lening aan de werkgever had verstrekt, terwijl hij geen enkel onderpand had gekregen. Bovendien was wel duidelijk dat het bedrijf bij geen enkele bank nog leningen kon krijgen. Er was dus sprake van een onzakelijke werknemerslening: een onafhankelijke derde had het risico niet willen lopen; de werknemer had de lening kennelijk alleen verstrekt omdat hij werknemer was.
Omdat er geen sprake was van verwerkingskosten en omdat er wel sprake was van een verlies in verband met de dienstbetrekking, oordeelde het gerechtshof dat het verlies op de hoofdsom aftrekbaar was. De werknemer kon dus een bedrag van 31.000 euro definitief in aftrek brengen. Maar dat gold niet voor het resterende bedrag aan rente, want dat waren enkel gemiste inkomsten.
Bovendien gelastte de rechter de Belastingdienst om de werknemer een proceskostenvergoeding van 1966 euro te betalen. Hij kreeg ook de griffierechten van 153 euro terug. Al met al vooralsnog een gelukkige uitspraak voor de betrokken werknemer.
Het begrip negatief loon is niet altijd helemaal duidelijk, maar mede gelet op andere jurisprudentie over „onzakelijke leningen” ligt het oordeel naar mijn mening voor de hand.
De auteur is werkzaam bij HVK Belastingadvies.