Kabinet-Godett heeft geen haast met werkgroep De Graaf
De Antilliaanse regering-Godett heeft minister De Graaf (Koninkrijksrelaties) laten weten geen haast te hebben met het instellen van een gezamenlijke werkgroep. Deze werkgroep moet onderzoek gaan doen naar de bestuurlijke en financiële verhoudingen op de Nederlandse Antillen.
De Graaf had in een brief aan de Antilliaanse regering eind augustus aangedrongen om binnen enkele dagen te reageren op zijn voorstel. Zoals ook is opgenomen in de begroting Koninkrijksrelaties, wil De Graaf een werkgroep instellen met vertegenwoordigers van Nederland en de Antillen die onder meer voorstellen gaan doen voor een andere verdeling van bevoegdheden tussen het landsbestuur en de besturen van de vijf eilanden.
De Graaf vindt verbeteringen in de bestuurlijke structuur van de Antillen noodzakelijk. Volgens hem moeten de vijf eilanden maximale bevoegdheden krijgen om de eigen problemen op te lossen. De landsregering houdt dan minimale bevoegdheden over, terwijl de cruciale bevoegdheden komen te liggen bij het Koninkrijk. De decentralisatie van bevoegdheden naar de eilanden zou een alternatief kunnen zijn voor de door sommige eilanden gewenste status aparte.
Premier Mirna Louisa-Godett heeft De Graaf per brief laten weten dat de Antilliaanse regering heeft gemeend „eerst hier te lande voor een goede structuur te moeten zorgen”. Pas daarna kan inhoudelijk op de voorstellen van De Graaf worden ingegaan, aldus Louisa-Godett.
Volgens de Antilliaanse minister-president is recent het besluit genomen een ministeriële commissie in te stellen onder haar voorzitterschap. Deze commissie gaat zich bezighouden met evaluatie van de koninkrijksrelaties en de samenwerking met de Europese Unie. Daarnaast is een stuurgroep in het leven geroepen die de besluitvorming van deze commissie moet gaan voorbereiden. Deze stuurgroep staat onder leiding van minister van Economische Zaken en tevens vice-premier Errol Cova.
Onder de stuurgroep bungelen nog drie werkgroepen die belast worden met bestuurlijke hervorming, toekomstige samenwerking met de Europese Unie en evaluatie van het Statuut. Volgens Louisa-Godett worden uit de stuurgroep en de werkgroepen „te zijner tijd personen geselecteerd om zitting te nemen in de gezamenlijke werkgroep met Nederland”.
Louisa-Godett besluit haar brief met de mededeling dat wanneer de precieze taakstelling en bemensing van de stuurgroep en werkgroepen rond is, zij De Graaf „nader zal berichten over het vervolgtraject”.