Meer gedwongen huisuitzettingen in China
PEKING (ANP) – Steeds vaker worden inwoners van China het slachtoffer van gewelddadige, gedwongen huisuitzettingen. Dat is het gevolg van verdachte transacties tussen lokale autoriteiten en projectontwikkelaars, waarbij land van bewoners in bezit wordt genomen en verkocht. Dat zegt Amnesty International in een oproep aan de regering om hiertegen in actie te komen.
In een donderdag gepubliceerd rapport, Standing Their Ground, laat Amnesty zien hoe het aantal gedwongen huisuitzettingen de laatste 3 jaar sterk is toegenomen door fiscale prikkels voor economische stimuleringsprojecten in de bouw. Lokale overheden hebben grote bedragen van staatsbanken geleend om nieuwbouw (woonwijken, fabrieken, wegen) te financieren. Ze verkopen vervolgens landrechten om de rente te betalen.
De huisuitzettingen gaan met veel geweld gepaard. In het hele land zijn miljoenen bewoners gedwongen hun huizen te verlaten, waarbij zij regelmatig worden geslagen, bedreigd, gedetineerd en zelfs gedood. Amnesty heeft in dit rapport veertig gedwongen huisuitzettingen onderzocht. In negen gevallen leidde het gebruikte geweld tot de dood van mensen die tegen de huisuitzetting protesteerden of zich daartegen verzetten.
Lokale overheden en projectontwikkelaars huren vaak criminelen in die bewoners met stalen pijpen en messen te lijf gaan. Chinese mensenrechtenactivisten, advocaten en academici bevestigden de conclusie van Amnesty dat de politie dergelijke misdrijven zelden onderzoekt.
Voor bewoners die hun huisuitzetting juridisch willen aanvechten, of die compensatie eisen, is er weinig hoop op gerechtigheid. Chinese rechtbanken zijn niet onafhankelijk en advocaten zijn zeer terughoudend bij dergelijke zaken uit angst voor repercussies.
In een uiterste vorm van protest steken sommige wanhopige bewoners zichzelf soms in brand. Alleen al tussen 2009 en 2011 vonden volgens Amnesty International 41 gevallen van zelfverbranding plaats.