Aleppo en zijn soek ten prooi gevallen aan blinde machtswellustelingen
Vergeleken bij de dood van duizenden onschuldige burgers is de vernietiging van de soek in de Syrische stad Aleppo maar een kleine tragedie. Het zijn uiteindelijk slechts stenen. Maar uit cultuurhistorisch oogpunt is het niets minder dan een ramp. Ik kende die hele soek niet, maar wie internet raadpleegt, krijgt de tranen in de ogen bij de gedachte dat dit nu niet meer bestaat. Zo’n 1500 winkeltjes van deze 14e-eeuwse overdekte markt zijn uitgebrand. Aleppo zelf is een van de oudste steden ter wereld. Het dankt zijn naam aan de Bijbelse figuur Abraham. Hij zou hier volgens de overlevering zijn koe hebben gemolken op zijn tocht van Ur naar het Beloofde Land. De stad zelf is gesticht door de Hethieten, ook al goede bekenden voor de Bijbellezer.
De verwoesting van Aleppo zat er al een tijdje aan te komen, want de stad is een begeerde trofee voor de rebellen. Ergens in je hart hoop je dan dat de mensen die aan de knoppen draaien in deze oorlog, zo veel verstand hebben dat ze dit werelderfgoed ontzien. Dwaas natuurlijk. De oorlogsmachine dendert over iedereen en alles heen. Die ontziet geen mensen, laat staan gebouwen. Alles van waarde wordt meedogenloos platgewalst. In de restauratie van Aleppo en van de soek heeft de VN-organisatie Unesco in de loop der jaren honderden miljoenen dollars gestoken. Te vrezen valt dat daaraan straks, als de oorlog voorbij is, nog slechts een geblakerde puinhoop herinnert. Weer moeten we een onvervangbare cultuurhistorische goudmijn wegstrepen.
Dat het me bezighoudt, zal vast komen door een recent bezoek aan enkele andere werelderfgoederen. Een daarvan was de Mezquita in het Spaanse Cordoba. Vooraf zei het gebouw me niet zo veel, maar na wat leeswerk begon het danig te kriebelen. Cordoba behoort tot dat deel van Spanje waar de Moren tot de 13e eeuw de dienst uitmaakten. Ook hier zal de trouwe Bijbellezer meteen opveren, want de Moren kennen wij vooral uit het Oude Testament, en verder uiteraard van het kinderversje ”Moriaantje zo zwart als roet”. Met Moren werden Arabieren en vooral Marokkanen bedoeld.
De Mezquita is een moskee zo groot als een voetbalveld. Er kunnen 20.000 mensen in en hij bestaat uit 800 zuilen. Dat waren er ooit 1200. Die zijn allemaal van natuursteen. De bogen tussen de zuilen en ook veel plafonds zijn gemetseld. Daar hebben honderden mensen honderden jaren aan gewerkt. Het was voor die tijd –zeg maar rond 900– een staaltje architectuur van de allerbovenste plank.
Na de verdrijving van de Moren liet het rooms-katholieke bisdom in het midden van de moskee een kathedraal oprichten. Vandaar dat er 400 zuilen verdwenen. De kerkelijke ruimte kwam in de 16e eeuw gereed. Deze wonderlijke mix van islamitische en christelijke bouwstijlen is perfect gerestaureerd, en een bezoek aan dit gigantische complex is dan ook een ware belevenis. Voor orgelliefhebbers komt daar nog bij dat in de kathedraal twee immense orgels staan die volstrekt identiek ogen. Zoals Godfried Bomans ooit verzuchtte „Had mijn vrouw maar één zo’n been”, zo zal menige organist hier denken: „Had mijn kerk maar één zo’n orgel.” Verder moeten we ons realiseren dat dit complex tot stand kwam in een tijd dat onze voorouders zich nog hoofdzakelijk bekwaamden in de kunst van het konijnen vangen. Dan moet een mens er toch niet aan denken dat een stelletje cultuurbarbaren in een toestand van blinde machtswellust zo’n cultuurschat voorgoed van de kaart veegt. Dat is wat er in Aleppo is gebeurd.
Voordat iemand denkt dat dit vooral aan de fanatieke inborst van de volkeren in het Midden-Oosten is toe te schrijven, wil ik erop wijzen dat ook in Europa veel bouwkundige rijkdom door oorlogsgeweld verloren is gegaan. De brug in het Bosnische Mostar in 1993 is er een recent voorbeeld van. En wat is er in de Tweede Wereldoorlog niet aan monumentale pracht en praal teloorgegaan? Ik fiets nog wel eens door gebieden waar ooit schitterende kerken en kerktorens stonden. Daar is vrijwel niets van over. Wat er in sommige dorpen voor teruggekomen is, zijn regelrechte wangedrochten of erger nog: pogingen van overmoedige architecten om ook een pilaartje op te richten.
Wat ik me dan vaak afvraag, is of ook de moderne tijd nog bouwkundige schatten heeft voortgebracht of voortbrengt die het nageslacht kunnen boeien. Eerlijk gezegd kan ik het me bijna niet voorstellen. Woonblokken en kantoorgebouwen vallen bij bosjes ten prooi aan de slopershamer zonder dat er een haan naar kraait. En kent u een kerkgebouw of dorpstoren in hedendaagse stijl waarvan u het uit cultuurhistorisch oogpunt jammer zult vinden wanneer ze worden opgeblazen?
Daarmee wil ik niet zeggen dat alles uit deze tijd zo naar de schroothoop kan. Deze week liet Citroën weten dat de 2CV terugkeert. Hoe onooglijk deze lelijke eend ook was, eigenzinnig en karakteristiek was het karretje wel. Menige vijftiger en zestiger van nu zal er met weemoed aan terugdenken. Welnu, de eend keert weer. En zo verschijnt er straks te midden van alle gestroomlijnde troosteloosheid toch nog een brokje verleden dat vervoering teweegbrengt.