Analyse: Protestantse Kerk bezuinigt én investeert
UTRECHT – Het nieuwe beleidsplan ”Met hart en ziel” van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is ambitieus. Naast de doorgaande afslanking van het landelijke apparaat, wordt ook nadrukkelijk ingezet op hulpverlening aan gemeenten die het financieel niet meer rond kunnen krijgen.
Dat het de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland de laatste jaren lukt om zwarte cijfers te schrijven, is op zich al bijzonder. Men hoeft geen financieel expert te zijn om te zien dat de Protestantse Kerk een sterk krimpende kerk is. Het ledental neemt jaarlijks met zo’n 50.000 mensen af en dit jaar lijkt ook de actie Kerkbalans voor het eerst minder geld op te leveren dan in voorgaande jaren.
Op plaatselijk vlak is de nood soms zeer hoog. Gemeenten moeten her en der ingrijpend bezuinigen op gebouwen en predikantsplaatsen om de ergste gaten te dichten. Inmiddels zijn er al zo’n 500 gemeenten in de Protestantse Kerk zonder eigen predikant omdat een eigen voorganger voor hen simpelweg niet meer op te brengen is.
Log
De landelijke Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk werd op het grondvlak lang gezien als een log, geldverslindend apparaat. De huisvesting van de Dienstenorganisatie in een prestigieus pand in Utrecht was voor veel kerkleden daarvan het symbool: te luxe, te groot en niet efficiënt.
Inmiddels heeft de leiding van de Dienstenorganisatie dat beeld weten om te buigen. Het debacle rond de invoering van een nieuw ledenregistratiesysteem, dat de kerk een strop van miljoenen euro’s opleverde, was een smet op het blazoen van de in 2005 aangetreden directeur van het Protestantse Landelijke Dienstencentrum, Haaije Feenstra. Hij was formeel verantwoordelijk, hoewel de ontwikkeling van het systeem feitelijk al voor zijn aantreden in gang was gezet.
Geleidelijk wist zijn directie het imago van het hoofdkantoor van de Protestantse Kerk echter toch ingrijpend te veranderen. Ten positieve. Ondanks dalende inkomsten werden de resultaten van de kerk steeds vaker in zwarte cijfers geschreven en werden er reserves opgebouwd. Reserves die nu en in de toekomst worden ingezet om nieuw beleid te financieren. Ten dienste van de plaatselijke gemeenten.
Hoofdkantoor
Feenstra heeft al diverse keren gezegd dat stenen –lees: kantoorgebouwen– voor hem niet heilig zijn. Als het hoofdkantoor in Utrecht door het toenemende telewerken en een krimpende formatie te groot wordt én als er voor de leegstaande ruimten geen huurders gevonden kunnen worden –en dat lijkt te gebeuren nu huurder ICCO minder ruimte nodig heeft– moet er volgens hem omgezien worden naar andere huisvesting.
Ondertussen zijn de regionale dienstencentra gesloten, is de formatieomvang van de Dienstenorganisatie drastisch verminderd en komt de Dienstenorganisatie steeds meer toe aan haar eigenlijke taken: ondersteuning van de plaatselijke gemeenten.
Het vormen van een zogenoemde predikantenpool van jonge predikanten om gemeenten die geen eigen predikant meer kunnen betalen te helpen, is een revolutionair plan. Het in het leven roepen van een stichting die kerkgebouwen van plaatselijke gemeenten in geldnood gaat overnemen, is dat niet minder.
Haken en ogen
Er zijn tal van haken en ogen. De generale synode zal in november ongetwijfeld intensief discussiëren over de vraag hoe je deze ideeën kunt omzetten in voor de hele kerk werkend beleid. Zullen ook gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond in zo’n pool bijvoorbeeld predikanten van hun ligging vinden? En hoe verhoudt zo’n in Utrecht georganiseerde predikantenpool zich tot het beroepingswerk in gemeenten? En welke gemeenten kunnen bij zo’n steunstichting voor de overname van kerkgebouwen aankloppen? Alleen een kleine plattelandsgemeente of –om maar een voorbeeld te noemen– ook de protestantse gemeente van Leeuwarden, die in verwarring is over het voorgenomen afstoten van onder andere de monumentale Koepelkerk?
Vragen genoeg. Maar dat de directie van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk zich heeft weten te ontworstelen aan het lijdzaam ondergaan van de gevolgen van de doorgaande krimp is duidelijk. Er wordt bezuinigd, maar dat niet alleen. Er is ondanks dalende inkomsten ook weer ruimte voor investeringen.