Religiewet India roept kritiek op
De regering van India, geleid door de hindoeïstisch-nationalistische Bharatiya Janata Partij (BJP), werkt aan een nieuwe wet die evangelisatie in het land verbiedt. De wet is ontworpen door de nationale commissie voor geregistreerde kasten en stammen, maar is nog niet goedgekeurd door het Indiase parlement.
De BJP is fel gekant tegen de overgang van hindoes naar het christendom of naar het boeddhisme. „Deze wet ontkent metterdaad het religieuze grondrecht van de burgers”, zegt Oliver D’Souza van de raad van Indiase christenen. „Op basis van de grondwet zijn er scherpe vragen bij te stellen. Wij zullen ons ervoor inzetten dat de godsdienstige rechten van minderheden worden beschermd.”
India is volgens zijn grondwet een seculiere staat die alle vormen van religieuze discriminatie afwijst. Ook de grondlegger van Pakistan, Ali Jinnah (1876-1948), bepaalde destijds dat alle burgers voor de wet gelijkwaardig zijn.
India telt meer dan 1 miljard inwoners. Van hen is bijna 80 procent hindoe, 12,5 procent moslim en ongeveer 2,5 procent christen. Van de 156 miljoen inwoners van Pakistan is rond de 96 procent moslim, 2,3 procent christen en 1,5 procent hindoe. Verder zijn er nog de bahái-aanhangers en stamreligies.
India behoort evenals Pakistan tot de landen waar tolerantie en religieuze gelijkwaardigheid niet worden gewaarborgd, concludeerde recent de Internationale Gesellschaft für Menschenrechte (IGFM), gevestigd in Frankfurt am Main.
In maart dit jaar nam het parlement van de Indiase deelstaat Gujarat een door veel christenen als omstreden aangemerkte religiewet aan. Deze wet wil voorkomen dat mensen van religie veranderen. Op overtreding staat een gevangenisstraf van drie jaar en boetes van rond de 1000 euro.