WMO brengt kerken bij elkaar
UTRECHT – De komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) heeft ervoor gezorgd dat kerken op lokaal niveau meer zijn gaan samenwerken en diaconieën dieper hebben nagedacht over hun rol in de samenleving.
Dat zijn twee belangrijke conclusies uit het rapport ”Kerk en WMO: de eerste vijf jaren (2007-2011)”, dat prof. dr. H. Noordegraaf vrijdagmorgen in Utrecht presenteerde op een studiedag voor afgevaardigden van kerken in WMO-raden en voor diakenen.
Prof. Noordegraaf voerde het onderzoek uit in het kader van de bijzondere leerstoel voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) en op verzoek van Kerk in Actie, een samenwerkingsverband van tien kerkelijke en interkerkelijke hulporganisaties.
Door de komst van de WMO hebben kerken dieper nagedacht over de vraag op welke manier zij kerk zijn in de samenleving, concludeert Noordegraaf. „Ook hebben zij nagedacht over hoe zij hun infrastructuur, zoals vrijwilligers, beroepskrachten, financiële middelen, gebouwen, kennis en netwerk, ten dienste zouden kunnen stellen van de lokale samenleving.” Deze ontwikkeling sluit goed aan bij het streven van kerken om kerk in en voor het dorp, de buurt of de wijk te zijn, stelt de onderzoeker. De WMO heeft de samenwerking tussen kerken bevorderd. Dit leidde onder meer tot de oprichting van diaconale platforms en vergelijkbare organen waarin de grotere kerken, maar ook evangelicale en reformatorische vertegenwoordigd zijn. Die platforms waren er niet gekomen zonder de invoering van de WMO, stelt Noordegraaf.
De platforms bevorderen vooral het overleg met de overheid, maar ook onderlinge contacten. De samenwerking leidde in een aantal gevallen ook tot gezamenlijke projecten.
Niet overal is interkerkelijk WMO-overleg van de grond gekomen. Er dreigt altijd het gevaar om in abstracte beleidsstukken te blijven steken. Zonder professionele ondersteuning of leiding gaat het vaak mis. „De inzet van kundige en volhardende vrijwilligers is van doorslaggevende betekenis.” Daarbij komt dat lokale kerken zelf te maken hebben met krimp en daardoor steeds minder menskracht en financiën ter beschikking hebben.
Door de WMO zijn de kerken zichtbaarder geworden voor de overheid, stelt Noordegraaf. Vooral concrete projecten dragen daaraan bij. Voor de overheid is de kerk anno 2012 slechts een van de partijen waarmee zij samenwerkt. Kerken hebben geen bijzondere positie meer voor ambtenaren en politici, concludeert de wetenschapper.
Kerken kunnen beter dan nu gebeurt overheidssubsidies voor WMO-projecten benutten, stelt prof. Noordegraaf. „Daar liggen kansen. Een systeem van gemengde financiering: eigen middelen, overheidsgelden en fondsen, verdient kerkelijke en diaconale aandacht.”