De koningin bidt
Elk jaar wacht ik met enige spanning op de slotzinnen van de Troonrede. Keer op keer is er een gevoel van opluchting, als de koningin de leden van de Staten-Generaal het nieuwe parlementaire jaar in laat gaan met de woorden: „U mag zich in uw zware taak gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden.”
Zeker, in de loop der tijden is de formulering van de bede aan het slot van de Troonrede al vele malen onderwerp van bespreking geweest. Er zijn jaren geweest dat de naam van God niet eens werd genoemd en dat de bede werd afgevlakt tot een wens. Ook dit jaar werd de Troonrede echter afgesloten met een troonbede. Mogelijk anders geformuleerd dan u zou wensen, maar toch.
Goed bekeken zit er trouwens meer in die ene zin dan een oppervlakkige hoedjeskijker in de Ridderzaal zou vermoeden. Want als je de zin ontrafelt, komen er drie wezenlijke zaken aan de orde, namelijk wijsheid, kracht en ten slotte en vooral Gods zegen.
Volgens de koningin zijn er velen die de 150 Tweede Kamerleden en de 75 Eerste Kamerleden wijsheid toewensen. Dat is ook hard nodig, zeker in het huidige tijdsgewricht. De economische crisis en de problemen met de euro zijn vrijwel onoplosbaar.
Sommigen, zoals PVV-leider Geert Wilders, menen de oplossing te kunnen bieden in oneliners: „Liever geld naar de zieken, dan naar de Grieken.” Leuk gevonden en nog steeds goed voor vijftien zetels. Maar de onzin druipt ervan af. De complexiteit van de economische problemen vraagt om bijzondere wijsheid.
Naast de financiële vraagstukken spelen er overigens nog meer thema’s. Om iets anders te noemen: de morele crisis in ons land vraagt om wijsheid. Met enige regelmaat worden we geconfronteerd met een volkomen losgeslagen moraal. Neem die paar duizend jongeren die vrijdag het Groningse dorp Haren op stelten zetten, nietsontziend, tuk op rellen.
Wijsheid, waar vandaan? De apostel Jakobus wijst de weg: „Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft.” Het woord ”mildelijk” wordt in de King James vertaalt met ”liberally”. Dat betekent vrij, gul, ruimdenkend, royaal. Dat laatste woord doet denken aan royal, koninklijk.
De koningin bidt ook om kracht voor de parlementariërs. In het licht van het bovenstaande is het een bovenmenselijke inspanning om de problemen te lijf te gaan, laat staan ze te overwinnen. Dat kan alleen door de kracht die Israëls God geeft.
Als we God om kracht bidden, dan beseffen we dat wij krachteloos zijn, nietig en zwak. Dan gaan we immers om hulp bidden. Vorige week hebben (slechts) 48 van de 150 Kamerleden dat gedaan met een eed: „Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” Geve de Heere dat die wens in vervulling gaat en dat zij allen kracht krijgen in het hoge ambt dat hen is toebedeeld.
Datzelfde is nodig voor de demissionaire regering die het land op dit moment bestuurt. En het geldt natuurlijk ook voor de informateurs, en voor al degenen die nu en in de komende periode betrokken worden bij de formatie van een nieuw kabinet.
Verwachten we het daarin ook van de Heere, in het geloof dat kleine, nietige partijen toch kracht hebben? Getalsmatig gering, maar met een boodschap.
Als laatste zei de koningin dat velen om Gods zegen voor hen bidden. Let wel, niet alleen voor de 48 die de eed aflegden. Ook voor de andere 102 Kamerleden, die het hoge ambt aanvaardden door „dat beloof ik” te zeggen. Ook voor hen bidt de koningin. En wij toch ook? Ook zij die niet om de hulp van de Almachtige verlegen zijn, hebben immers Zijn zegen nodig.
We kunnen ons grote zorgen maken. Wat zal er gebeuren met onze scholen, met onze gezinnen, met onze zorginstellingen? Of: Wat gebeurt er met het Woord en de heilzame geboden van onze God? Welnu, Hij regeert, en zal Zijn almacht tonen. In heden en toekomst.
De auteur is werkzaam als raad van bestuur bij de RMU. Reageren? nietbijbroodalleen@refdag.nl