Kinderlijke vrees
1 Korinthe 13:11a
„Toen ik een kind was, sprak ik als een kind.”
Volle zekerheid komt zelden voor, en wij behoren steeds een heilig wantrouwen tegen onszelf te koesteren en in heilige vreze te verkeren, opdat niet straks blijkt dat wij ons vergist hebben. Wij moeten er echter wel naar staan zulk een goede hoop door de genade Gods deelachtig te worden. Daardoor worden wij in staat gesteld ons in God te verblijden en blijmoedig ons werk te doen en onze plicht te betrachten. Wij mogen onszelf niet van deze troost beroven, als God in Zijn genade ons oorzaak gegeven heeft die troost te bezitten.
Wanneer u ongerust bent over uw ziel en bevreesd over het leven hiernamaals, dan geeft dit u grond voor een levende hoop. U denkt dat u geen genade hebt omdat u niet volmaakt bent. Maar waarom zou u verontrust zijn omdat u op aarde niet verkregen hebt wat slechts in de hemel bereikt wordt? U bent als een kind dat man wil zijn, ofschoon het nog overlegt en spreekt als een kind. Ook de apostel had het nog niet gekregen en was nog niet volmaakt. Gouderts heeft ongetwijfeld grote waarde, ofschoon het nog niet gezuiverd is. Veracht de dag der kleine dingen niet. Ontkent de macht en de genade niet, al bent u ook nog niet in Kanaän gekomen!
Matthew Henry (1662-1714) (”Aan Zijn tafel”)