Kinderboekenauteur Gisette van Dalen zet kind van expats centraal
Dit is voor mij vast net zo’n ervaring als voor een verloskundige die zelf bevalt, mailde Gisette van Dalen toen ze had ingestemd met een interview over haar actieboek voor de Christelijke Kinderboekenmaand.
Jongste dochter Joëlle (bijna 3) rent om haar moeder heen. Ze klimt op de bank, glijdt er af en rent naar de eettafel waaraan haar moeder zit te praten. Het is de plek waar Van Dalen normaal gesproken achter de laptop kruipt om te schrijven. De drie andere kinderen zijn op school. „Ze kunnen geen van allen stilzitten”, zegt Van Dalen, terwijl ze naar haar jongste kijkt. „Tja, ik kan het zelf ook niet.”
Van Dalen (35) heeft een jong gezin met vier dochters, werkt twee dagen per week als redacteur bij het Reformatorisch Dagblad schreef het afgelopen jaar drie boeken: het actieboek ”Wereldklas”, deel 4 in de serie Sem en Sanne –”Speurtocht in het donker”– en haar tweede prentenboekje op rijm – ”Thomas speurneus”.
Veel heeft ze aan haar man André te danken, beseft Van Dalen. „Dan zegt hij om halfacht ’s avonds: Ik weet dat je nog veel te doen hebt, aan het werk jij. We zitten hier vaak samen aan tafel, tegenover elkaar. Dan is hij druk met de administratie voor de diaconie van de kerk, en ik schrijf aan een boek of een artikel.”
”Wereldklas” is een christelijk actieboek. Wat onderscheidt het van een doorsnee-Kinderboekenweekgeschenk?
„Dat vind ik lastig. In ”Wereldklas” zit het christelijke vooral in het omzien naar elkaar. Iedereen mag er zijn – al klinkt dat weer zo… Nou ja, mensen kunnen daarmee op de loop gaan.
In sommige van mijn boeken, zoals de Thomasboeken, zit geen duidelijke christelijke boodschap. Die hebben een thema waarop je moeilijk een christelijk stempel kunt drukken. Bij een boek als ”Wereldklas” had ik die ruimte wel. Ik heb bijvoorbeeld nadrukkelijk willen laten zien dat we elkaar moeten vergeven.
Ergens in het verhaal schrijf ik dat hoofdpersoon Thijs zichzelf overwint, omdat hij niet boos blijft. Dan ben je sterker dan iemand die een stad inneemt. Zijn vriendje maakt er een grapje over en noemt Thijs dan Thijs de Sterke. Dat bedoel ik niet grappig, Kinderen denken zo. Ze zijn snel boos, maar ze kunnen ook vlug ergens de humor van inzien.”
Uw boeken stralen vriendelijkheid en positiviteit uit, zelfs al is het thema ”pesten”, zoals in ”Wereldklas”. Moet een kinderboek altijd warm zijn?
„Voor deze leeftijd, zes- tot negenjarigen, denk ik dat zeker. Met die positieve toon heb ik in ”Wereldklas” iets willen uitstralen. Niet per se iets christelijks – maar het laat wel wat zien. Ik probeer mijn kinderen een warm nest te geven en dat doe ik in mijn boeken ook.”
De moeder van Thijs corrigeert haar zoon op een positieve manier, zijn juf lost veel ruzies op met een kwinkslag. Bent u ook zo’n superopvoeder?
Van Dalen glimlacht. „Er komen volgens mij ook wel boze moeders in mijn boeken voor. Een paar dagen terug kwam een van mijn kinderen thuis. Ze was alleen herkenbaar aan de kleur van haar ogen. Dan is het heus niet zo dat ik in mijn handen klap en blij roep: Welkom thuis!”
Uw boek moest iets te maken hebben met het Kinderboekenmaandthema waarbij andere culturen centraal staan. U koos als hoofdpersoon voor een Nederlands jongetje dat na een lang verblijf in Malawi terugkomt in Nederland. Waarom?
„Toen ik hoorde dat ik een actieboek mocht schrijven was het thema nog niet bekend. Niet lang daarna hoorde ik dat het motto van de Kinderboekenweek ”Hallo wereld” was. O, wat nu, dacht ik. Normaal gesproken schrijf ik over herkenbare, alledaagse dingen. Maar bij het thema dacht ik aan asielzoekers of aan andere landen.
Mijn man zette me op het goede spoor. Waarom doe je niet iets met kinderen van expats, vroeg hij. Dat was het. Wat zo’n kind in het groot meemaakt, maakte ik als kind in het klein mee. Doordat mijn vader predikant is, ben ik vaak verhuisd. Dat voelt ook als een ontworteling. Ik leef met Thijs mee als hij op de gang hoort fluisteren: Hee, daar heb je de nieuwe.”
Met dank aan de familie Oomen uit Malawi, staat in het boek.
„Ja. Over het land waarover het verhaal moest gaan heb ik niet lang nagedacht. Mijn vader (ds. D. Heemskerk, red.) is twee keer in Malawi geweest namens de zendingscommissie van de Hersteld Hervormde Kerk. Dominee Oomen is daar zendingspredikant. Natuurlijk vertelde mijn vader daarover.
Ik wilde per se een land dat ver weg lag, zodat er in het boek sprake zou zijn van een cultuurschok. Daarnaast was het makkelijk contact leggen. Ik heb met mevrouw Oomen gemaild en twee zoons gesproken die inmiddels weer in Nederland wonen. Zij hebben het boek ook gelezen. Bleek dat ik een gekko iets had laten eten wat-ie helemaal niet at…”
Toch is Thijs geen kind van een zendeling of predikant. Waarom niet?
„Dat vond ik te standaard. Dan lijkt het snel op het geijkte zendingsverhaal en dat was niet mijn bedoeling. Er wonen veel meer Nederlandse kinderen in het buitenland dan alleen die van zendingswerkers of dominees. Dat wilde ik voor het voetlicht halen.”
Stel dat u moet kiezen tussen redacteur of kinderboekenschrijver, welke van de twee kiest u?
„Daar heb ik geen pasklaar antwoord op. Ik geniet enorm van mijn werk. Als ik in Nederlands laatste behangfabriek kom of als ik een persoonlijk verhaal mag opschrijven. Maar als ik een van mijn dochters grinnikend een van mijn boeken zie lezen, geniet ik ook. Door te lezen gaat er voor kinderen een wereld open. Ik vind het geweldig om aan dat proces een steentje bij te mogen dragen.”