Ouder moet kind tot de Heiland brengen
Als Matthew Henry op 12 november 1704 zijn aantekeningen van het Oude Testament pakt om aan het schrijven van zijn Bijbelverklaring te beginnen, dan vindt hij daaronder notities die hij reeds als vierjarig kind maakte tijdens de maaltijden in zijn ouderlijk huis. Vader Philip las het Woord... én legde het uit. „De huisgodsdienst heeft mijn leven gestempeld”, schreef Mattew Henry vele jaren later.
Het zou te begrijpen zijn als ouders en opvoeders zo langzamerhand moe worden van alle artikelen, lezingen en boeken over de jongerenproblematiek. Wie wil, kan zijn agenda elke week vullen met opvoedingsavonden, cursussen, praatgroepen en trainingen. De schaarse uren die dan nog overblijven kunnen worden doorgebracht met het lezen van de ene na de andere analyse over opvoedingsproblemen in het algemeen en over moeiten bij de godsdienstige opvoeding in het bijzonder. En het resultaat? Blijvende verlegenheid. Wie is tot deze dingen bekwaam?
Dat er een jongerenprobleem bestaat, zal niemand ontkennen. Geregeld zijn er onderzoeken die dat onderstrepen. Er zijn verontrustende berichten over het mediagebruik van jongeren, over hun zaterdagavondbesteding, hun vrije seksuele moraal.
Wie denkt dat zich dat alleen buiten de orthodox-christelijke kring voordoet, vergist zich schromelijk. Ga maar eens praten met docenten in het voortgezet onderwijs, catecheten en jongerenwerkers. Het zal hun geen moeite kosten voorbeelden te noemen van jongeren die het spoor bijster zijn.
Natuurlijk kan niet van alle jongeren gezegd worden dat ze bewust het verkeerde pad opzoeken en menselijkerwijs gesproken al verloren zijn voor de kerk. Er zijn er ook die zich voegen naar de regels van huis, kerk en school. De vraag is alleen, wat betekent de Bijbel, het geloof, de kerk enz. voor hen concreet?
Dr. W. Fieret, lector aan het Hoornbeeckcollege, onderscheidt drie groepen jongeren onder de 23.000 leerlingen van het voortgezet reformatorisch onderwijs: de verbinders, de schakelaars en de ontkoppelaars. Van elk van hen geeft hij een korte typering.
De verbinders zijn jongeren die op een serieuze manier een verbinding proberen te leggen tussen de Bijbelse waarden en normen en hun dagelijks leven. Ze hebben een grote betrokkenheid op zaken die met de Bijbelse levensovertuiging te maken hebben. Verbinders bidden ’s avonds voordat ze naar bed gaan, ze lezen vaak een dagboek en een aantal verzen uit de Bijbel. Ze voelen zich meestal betrokken bij hun kerk.
Diametraal daartegenover staan de ontkoppelaars. Zij hebben hun denken en daden losgekoppeld van de Bijbelse waarden en normen. Voor hen heeft de Bijbel vrijwel geen betekenis meer. Die jongeren geven aan dat ze van hun gezinsopvoeding, van de kerk en de reformatorische school weggroeien. Dat is niet zozeer een bewust schoppen tegen de opvoeding, maar het gevolg van een losmakingsproces dat vaak al op jongere leeftijd begon.
De grootste groep wordt gevormd door de zogenoemde schakelaars. Fieret: „Ze schakelen tussen het Bijbelse en het seculiere waardepatroon. Bij dat schakelen voelen ze geen of weinig spanning. Hooguit geven ze toe dat dat eigenlijk niet kan, maar daar blijft het bij. Schakelaars gaan naar de kerk en de catechisatie, bidden en zijn het in grote lijnen eens met de vorming van thuis en school. Tegelijkertijd vinden ze het geen probleem om regelmatig de soapserie ”Goede tijden, slechte tijden” te bekijken. Vanaf ’s morgens tot ’s avonds popmuziek luisteren, kan gecombineerd worden met trouwe kerkgang en het overtuigd zijn van de Bijbelse waarheden. Bij opvattingen over seksualiteit en het uitgaansleven hoorde ik tijdens de gesprekken eveneens het schakelen.”
Verschillende werelden
Juist het feit dat de schakelaars de grootste groep onder de reformatorische jongeren uitmaken, geeft veel te denken. Zij zouden er weleens de oorzaak van kunnen zijn dat er binnen de orthodox-christelijke kring een grote vergissing wordt gemaakt. Ogenschijnlijk leven deze jongeren namelijk keurig met ouders en gemeente mee en hoeven opvoeders zich over hen geen zorgen te maken. Maar deze schijn bedriegt… Het is vooral zorgelijk dat deze ogenschijnlijke nette jongeren geen gewetensprobleem lijken te hebben met hetgeen op grond van de Bijbel moet worden afgekeurd.
Feitelijk verkeren de schakelaars in verschillende werelden. Deze jongeren hebben namelijk het leven opgedeeld in compartimenten: de zondagse kerkgang en het volgen van de catechisatie is een nette afdeling van hun leven, sommigen hebben ook nog zo’n compartiment waarop het naambordje vereniging of –ja ook– Bijbelstudieclub staat. Maar daarnaast zijn ze op zaterdagavond te vinden in café of disco. Dat is een andere afdeling van hun leven.
De grote vraag is wat straks hun definitieve keuze zal zijn: de kerk of de wereld? Of blijven ze hun hele leven hinken op twee gedachten? De garantie dat het goed uitpakt, is er niet. Het dubbeltje wiebelt bij hen wel op zijn dunste kant. De misrekening van veel ouderen is dat het met dit grootste deel van de kerkelijke jongeren meevalt.
Klemmende vraag is wat hierachter zit. Hoe komt het dat jongeren denken hun leven in afdelingen te kunnen splitsen? Waarom hebben zij niet het besef dat wat ’s zondags beleden en gehoord wordt, consequenties heeft voor maandag tot en met zaterdag?
Prediking
Natuurlijk is het erg gemakkelijk om dan direct te wijzen naar de prediking. En daar is best wat over te zeggen. Niet voor niets wordt in diverse kerken gesproken over de crisis in de prediking.
Maar hoe komt het dat het Woord niet overkomt? Is dat alleen maar vanwege de hardigheid van de harten? Dat is zeker een belangrijke oorzaak. Maar niet de enige. Wie preken van nadere reformatoren en puriteinen leest, wordt er keer op keer door getroffen hoe concreet zij waren in hun preken. Zij noemden de dingen bij de naam en lieten zien dat belijden ook betekende ”leven naar”. Door alleen maar een dogmatisch vertoog te geven, blijft het verkondigde woord op afstand. Met alleen maar waarschuwen voor de dwalingen in andere kerken en groepen is men er niet. Predikanten zijn geroepen om als een Schriftgeleerde zondag aan zondag uit de schat van het Woord oude en nieuwe dingen voort te brengen. Wie dat niet doet, moet niet verbaasd zijn als jongeren (en ook ouderen) elders gaan kerken. Of zoals een jongere pas zei: „Als moeder ziet dat haar kinderen bij de buren gaan eten, moet zij niet zeggen dat de buurvrouw ongezond voedsel bereidt. Dan is het aan haar om lekkerder te gaan koken.”
Toch is het te gemakkelijk om als ouders met de vinger te wijzen naar de man op de kansel. Alsof die de belangrijkste opvoeder is. Alsof hij de enige oorzaak is dat de ontkoppelaars en schakelaars het Woord voorgoed of van tijd tot tijd naast zich neerleggen.
Is niet veelmeer de oorzaak dat veel ouderen zelf feitelijk ook leven in verschillende werelden? Op zondag in de kerk een degelijk mens, maar op maandag op kantoor niet te onderscheiden van de collega die op zondag ging winkelen of sporten? Wat valt er van de kinderen te verwachten als met het uittrekken van het nette pak na de zondagse middagdienst de huisgenoten niets meer merken van de betrokkenheid van vader en moeder op hetgeen ze in het huis van God hebben gehoord?
Ja, er wordt nog wel gebeden en gedankt bij het eten en de Bijbel gaat ook wel open, maar van een leven naar –of wat meer is– een leven úít het Woord is geen sprake. Dat God recht heeft op ons hele leven wordt wel toegestemd, maar er worden geen consequenties aan verbonden. Dat Hij alles ziet en hoort, wordt wel erkend maar functioneert niet of slechts beperkt. De realiteit van Gods alomtegenwoordigheid, Zijn alwetendheid, Zijn rechtvaardigheid wordt niet beseft. Zo leven niet alleen veel jongeren als schakelaars; hun ouders doen er niet voor onder. Moet niet gezegd worden: Wij hebben gezondigd en onze kinderen zondigen met ons; samen zijn we van het heilspoor afgeweken? Maar als ouders gingen en gaan we wel voorop.
Onmogelijk
Iedereen weet dat het geen ouder is gegeven om zijn kinderen te bewaren voor de zonde; dat het geen van hen mogelijk is een zoon of dochter binnen het Koninkrijk van God te brengen. Dat is geen mensenwerk. Alleen Gods Geest kan mensen in al de waarheid leiden. Maar dat ontneemt ouders en opvoeders hun verantwoordelijkheid niet. Eens brachten de moeders hun kinderen tot Jezus. De Heiland Zelf moest hen in Zijn armen sluiten. Maar de moeders beseften wel dat zij hun kleinen tot Hem moesten brengen.
Dat brengen onder het Woord is meer, veel meer, dan de kinderen meenemen naar de kerk en naar een christelijke school sturen. Dat hoort er ook bij maar dat is niet het eerste. Wie de godsdienstige vorming van de kinderen uitbesteedt aan de dominee, de catecheet en de onderwijzer en zelf denkt vrijaf te hebben, hoeft geen vrucht te verwachten. Voorop staat de godsdienstige opvoeding in het gezin. Daar wordt de aarde van het hart toebereid.
Dat er in het gezin op gezette tijden uit de Bijbel moet worden gelezen en gebeden, zal iedere ouder toestemmen. En er hopelijk ook uitvoering aan geven. Maar het eerste probleem is dat het er nogal eens bij inschiet. Voor een deel komt dat door het feit dat het moderne gezin meer duiventil dan rusthaven is. Vergeleken met vroeger zijn er veel minder momenten waarop alle gezinsleden thuis zijn en samen uit de Bijbel kunnen lezen.
En waar dat wel gebeurt, is het niet zelden slechts een ritueel. Er wordt een hoofdstuk gelezen en… de Bijbel gaat weer dicht. Na vijf minuten weten velen niet meer wat er is gelezen. En zij die dat zich nog wel herinneren, weten vaak niet wat het gelezene precies betekent in de context van de tijd van de Bijbelschrijvers, laat staan dat ze doorhebben wat de relevantie is voor het leven nu. Er zou al veel gewonnen zijn als ouders bij het Bijbellezen aan de hand van de kanttekeningen en een Bijbelverklaring een korte uitleg zouden geven van het gelezene. Zoals de vader van Matthew Henry deed.
Tweede belangrijke punt is dat ouders zoeken naar wegen om dingen samen met hun kinderen te doen. Van Maarten Luther is bekend dat hij geregeld met zijn gezin zong en musiceerde. „Dat voedt de gemeenschapszin.” Is het niet een verlies dat er in steeds minder christelijke gezinnen samen gezongen wordt?
Derde is dat er in het gezin ruimte en veiligheid is voor jongeren om hun vragen, zorgen, twijfels en kritiek te spuien. Ouders moeten daarvoor gaan zitten, naar luisteren en er oog voor hebben. Daarbij is niet strikt nodig om op alle vragen en kritiek een antwoord te hebben. Maar het feit dat vader en moeder willen luisteren, betekent voor veel jongeren al heel wat. En daar waar ouders het niet weten, laten ze er dan ook eerlijk over zijn. Wanneer ze hun verlegenheid proberen te maskeren door enkele degelijke dooddoeners uit te spreken, is het gesprek voorbij. Nee, eerlijk erkennen zelf ook leerjongen te zijn, kan jongeren winnen.
Is dit alles een garantie dat het goed gaat en men als ouders vrijuit gaat? Zeker niet. Maar wie het niet doet, weet dat hij met zijn kroost grote risico’s loopt.