Heerlijk huis én blok aan het been
APELDOORN – Dick de Vries en Tine Olthoff zijn 84 en 79 jaar oud, maar ze runnen nog altijd hun eigen bed & breakfast aan huis. „Zolang we onze villa niet verkocht krijgen, moeten we wel. Anders is het onderhoud niet te betalen.”
De monumentale woning in de Apeldoornse wijk de Parken staat ruim twee jaar te koop. De Vries en Olthoff raken hun huis echter aan de straatstenen niet kwijt.
In verband met de Nationale Open Huizen Route openen mensen overal in het land zaterdag hoopvol hun deuren voor potentiële kopers. „Wij doen daar niet meer aan mee”, zegt Tine Olthoff. „Je betaalt geld, ruimt alles op, maar er komt hier geen hond.” „Dat komt doordat het zo’n uniek huis is”, meent haar man. „Het moet net iets voor je zijn. Je moet een groot gezin hebben, of ook een bed & breakfast willen beginnen. En je moet ook van het huis houden, anders wordt het binnen de kortste keren een puinhoop.”
Negen kamers, drie badkamers, zeeën van ruimte en prachtige historische glas-in-loodramen. Al kost het onderhoud veel tijd en geld, de De Vries en Olthoff genieten er nog elke dag van. „Het is een heerlijk huis”, zucht Olthoff. „Ik woon hier al sinds 1986, maar in de jaren zestig was ik er al verliefd op. Als we over de E8 reden, de doorgaande weg die ook langs dit huis kwam, keek ik er altijd naar. En toen stond het op een keer te koop. Het bleek een ideale plek voor een eigen bed & breakfast aan huis, iets waar ik ook al heel lang van droomde.”
Nog steeds komen er wekelijks gasten die in het huis te overnachten –maximaal vijf tegelijk– en nog steeds geniet Olthoff ervan om hen te ontvangen. Maar met het ouder worden wordt het er niet gemakkelijker op. „Tja, zolang we dit huis hebben, moet ik wel blijven werken. Anders is het onderhoud niet te betalen.”
„Wil jij de zoetjes even pakken?” vraagt ze aan haar man, terwijl ze zelf hijgend de koffie inschenkt. Voorzichtig laat ze zich in haar stoel laat zakken. „Ik heb wel vriendinnen die me helpen, hoor. Vooral het traplopen gaat erg lastig nu ik last van mijn rug heb. En er zijn zo veel trappen. Alles hier in huis ligt ver uit elkaar.”
Wie het hele huis wil bekijken, heeft inderdaad wel wat tijd nodig. De verkenningstocht voert langs grenen vloeren die al uit 1901 stammen, versierde plafonds, glas-in-loodramen en door gangen die soms onverwachte wendingen nemen. Achter deuren die soms nauwelijks opvallen, bevinden zich keurig ingerichte bed & breakfastkamers. De tweede verdieping lijkt op het eerste gezicht klein, maar tussen de boekenkasten en berghokken blijken toch ook nog een aantal kamers, een toilet en een badkamer schuil te gaan. En het kantoortje van De Vries, in een kamertje dat ooit van de meid is geweest. „Zij had ook een eigen ingang beneden, en een eigen toilet.”
Doopvonten
Overal ademt het huis geschiedenis. Olthoff wijst op de oude glas-in-loodramen, waar witte bloemkelken op zo’n manier zijn verwerkt dat er doopvonten en liefdezusters in zijn te herkennen. „Toen het gebouwd werd, in 1901, was het gebruikelijk dat het ambacht van degene die het huis liet bouwen in de ramen terug te zien was. Hier heeft een dominee met zijn gezin gewoond. Verder weten we er weinig van, want het kadaster is twee keer verbrand.”
„Dat dit huis een grote serre heeft, is ook niet toevallig”, vertelt De Vries. „Je ziet dat bij bijna alle huizen in deze buurt. Veel ervan zijn gebouwd door kolonialen die terugkwamen uit Nederlands-Indië en dicht bij de koninklijke familie wilden wonen. In Indonesië was het gebruikelijk om een grote serre aan het huis te bouwen. Dat deden ze hier dus ook.”
De Vries en Olthoff raken niet uitgepraat als ze het over hun huis hebben. Olthoff: „Eigenlijk willen we hier helemaal niet weg, maar ons verstand zegt: we kunnen er beter uit gaan.” Haar man knikt. „We hebben tenslotte de leeftijd.” Het stel voelt zich echter nog niet te oud om af en toe gasten te ontvangen. „Als het lukt om het huis te verkopen, willen we kleiner gaan wonen. Maar dan wel met één of twee kamers voor een bed & breakfast. Het is toch leuk om af en toe nog mensen te ontvangen. Ze weten ons nu te vinden.”