Verblijf in cel valt rechter zwaar
„Hij moet waardigheid paren aan menschenkennis, aan ernst, toegeeflijkheid, bedaardheid, gematigdheid aan gezag.”
Aldus de karakterisering van wat kwaliteiten waaraan een uit het juiste hout gesneden rechtbankvoorzitter zou moeten voldoen. De profielschets werd in 1861 uitgesproken bij de installatie van J. W. Schuurman als voorzitter van de rechtbank te Leiden.
Zo’n voorzitter, meldt de schets, moet „het strafgeding besturen, de debatten met de grootste onpartijdigheid leiden. (…) Hij moet spreken tot personen soms van de geringste ontwikkeling en der grootste bekrompenheid.”
De rede over de vereiste kwaliteiten van een rechtbankvoorzitter is opgetekend in de bundel ”Tweehonderd jaar rechters”. Onze huidige rechterlijke organisatie is in 1811 door Napoleon Bonaparte ingevoerd en bestond vorig jaar twee eeuwen.
Tot ver in de twintigste eeuw komen rechters voor een belangrijk deel uit de toplaag van de maatschappij. Menigeen verkeert in adellijke kringen en draagt klinkende namen. Het boek neemt onder meer –de afkomst van– rechters van de Zwolse rechtbank onder de loep. Uit een protestants adellijk geslacht stamt bijvoorbeeld mr. Willem Frederik Ernst baron van Aerssen Beijeren van Voshol. In 1884 bracht hij het tot president van de Zwolse rechtbank. Zijn vader, legerofficier, was van 1814 tot 1834 lid van de ridderschap van Holland. In 1857 huwde Willem Frederik Ernst met Claudina Maria Carolina baronesse Bentinck tot Nijenhuis, een in Overijssel alom gerespecteerde familie.
Het rechtersambt was in de negentiende eeuw geen dagtaak. De broers Heerkens en de broers Schaepman hadden in 1805 in Zwolle een azijnfabriek opgericht. Na de benoeming van twee van hen tot rechter in Zwolle zetten ze gezamenlijk de onderneming voort. Rechter Hoving in Appingedam exploiteerde met een compagnon een zoutkeet. J. C. Clement van de Middelburgse rechtbank participeerde in een wijnhandel.
In vroeger dagen was niet iedereen ervan overtuigd dat rechters op eerlijke wijze werden benoemd. In het Weekblad van het Regt mopperde in 1870 ene J. E. E. Goudsmit: „Den een strekt tot aanbeveling zijne politieke of godsdienstige richting, den ander een schoone familienaam, een derde zijn behagelijk uiterlijk of de meerdere of mindere gemakkelijkheid waarmede hij zich in de groote wereld of op de sociëteit begeeft.”
Een van de boeiendste bijdragen in ”Tweehonderd jaar rechters” is een verhaal over hoe de rechtspraak gestalte krijgt in de Nederlandse literatuur. De schrijfster van het stuk, raadsheer prof. mr. Jeanne Gaakeer, staat onder meer stil bij de christelijke dichter Gerrit Achterberg. Die kreeg in 1938 tbr (vergelijkbaar met de huidige tbs) wegens doodslag op zijn hospita. Hij werd opgesloten in diverse inrichtingen. Achterberg was kwaad op rechters en psychiaters die zijn tbr verlengden.
De schrijver werd op grond van zijn gedichten als geestesziek bestempeld, schrijft Gaakeer. Bij iedere beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling werden Achterbergs gedichten onderzocht op „tekenen van voortdurende pathologieën.” Hij schreef felle gedichten over rechters en psychiaters. „Beesten van mensen hebben mij in hun macht. Zij komen samen ter conferentie en spreken zacht in gebroken talen.”
In het boek ”Boeven en burgers” van François Pauwels komt een rechter, bijgenaamd de Bup, in beeld die „altijd inzet” op een veroordelend vonnis. Die houding verandert radicaal als hij vanwege een weddenschap enkele dagen in een cel doorbrengt. Die periode valt hem bijzonder zwaar. „Nu wist hij dat ’t sluiten van die deur voor één, twee, drie jaar, de langzaam-aansluipende dementie beteekent”, citeert Gaakeer uit het boek. Later raakt de Bup buiten zinnen zodra hij het woord gevangenis of cel hoort. Hij bedenkt zich wel drie keer voordat hij iemand naar een gevangenis stuurt.
In ”Tweehonderd jaar rechters” worden tal van aspecten van het rechterlijke leven belicht. Jammer genoeg leest het boek nogal moeizaam. Zo zijn bijvoorbeeld Franstalige passages onvertaald.
Boekgegevens
”Tweehonderd jaar rechters”, Maarten W. van Boven en Paul Brood (red.); uitg. Verloren, Hilversum, 2011; ISBN 978 90 8704 247 9; 424 blz.; € 39,-.