Rust, reinheid en regelmaat
Aan rust, reinheid en regelmaat gaat de reformatorische gezindte ten onder.
Maar rust, reinheid en regelmaat, dat zijn toch basisingrediënten van het recept voor een goede opvoeding? Natuurlijk, rust, reinheid en regelmaat zijn voor jonge kinderen van belang. Het probleem is echter dat dit abc van de zuigelingenopvoeding als een mantra op alle terreinen des levens wordt toegepast. Het recept krijgt dan een averechtse uitwerking.
Hoe gaat dat in z’n werk? Ongeveer als volgt: rust wordt zo belangrijk dat niemand zich meer durft verroeren, met verstarring als gevolg. Reinheid krijgt zo veel aandacht dat het zuivere de vijand wordt van het allerzuiverste, met verdeeldheid en verwarring als resultaat. Aan regelmaat wordt zo veel betekenis gehecht dat alles precies volgens de ijzeren orde van het protocol moet verlopen. Vitaliteit en vreugde zijn dan ver te zoeken.
Een teveel aan rust, reinheid en regelmaat leidt tot roest, ruzie en rariteit. Het tegengaan van wereldgelijkvormigheid, het tot in detail vastleggen van de gereformeerde identiteit en het bestrijden van rimpelingen in de refovijver: alles lijkt erop gericht te zijn om het huis van de reformatorische gezindte keurig opgeruimd te krijgen en op orde te houden. Maar is het genoeg, is het voldoende? Ieder weet dat het antwoord ontkennend is. En daarna gaan we over tot de orde van de dag.
Met onze goede bedoelingen kunnen we een totaal verkeerde bestemming bereiken, zo leert ons het Evangelie in Lukas 11: „Wanneer de onreine geest van den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust; en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben. En komende, vindt hij het met bezemen gekeerd en versierd. Dan gaat hij heen, en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf is, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van dien mens wordt erger dan het eerste.”
Meestal wordt het voorgaande toegepast op de seculariserende samenleving in Nederland of Europa. Daar valt veel voor te zeggen. Ons land en ons werelddeel zijn gestempeld door het christelijk geloof. Neem het onderwijs en de gezondheidszorg, die vanuit de christelijke kerken en kloosters zijn ontstaan. Denk aan de ontwikkelingssamenwerking, die zonder de aanzet van het zendingswerk ondenkbaar is. En vergeet niet het uitgangspunt van de rechtsstaat dat ook de overheid gebonden is aan de wet en niet willekeurig mag handelen. Dit gaat terug op de woorden van Mozes, opgetekend in Deuteronomium 17, gesproken tot het volk Israël.
Wanneer de christelijke godsdienst in het publieke domein geen rol van betekenis en zingeving meer mag vervullen, blijft het centrum van de samenleving niet leeg achter als een neutraal middenpunt. Nee, in plaats van het christelijk ethos treden antichristelijke ideologieën.
Maar waarom zouden we dit Bijbelwoord op voorhand niet van toepassing verklaren op ons eigen levenshuis of op de gereformeerde gezindte met haar organisaties en instellingen?
Onze niet-aflatende ijver om het geheel qua uiterlijk op orde te hebben, vormt wellicht een camouflage voor onze innerlijke leegte en verlammende onzekerheid. Het eigenbelang van reformatorische organisaties blijkt een misleidend kompas. Immers, de invloed van allerlei onreine geesten kan zich juist daar bevinden waar we die het minst verwachten. Laten we ons daarom niet blindstaren op gevaren van buiten: secularisme, liberalisme en socialisme.
Wat is nodig? Eén ding: ons levenshuis laten vullen door de Geest van Christus. Niemand anders houdt al die onreine geesten op afstand. We blijven dus afhankelijke mensen. Bedelaars bij de Bron. Maar die Bron geeft wat nergens te krijgen is: levend water. Niet zuinig, maar met stromen tegelijk. Waarom? Niet alleen om er zelf van te drinken, maar ook om het aan anderen door te geven.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij.