Groen & duurzaamheid

Zeeuwse natuurliefhebber houdt van schorren en slikken

Gepassioneerde natuurliefhebbers zijn er onder de nuchtere, reformatorische Zeeuwen niet veel te vinden. Rinus Sinke uit Krabbendijke is de uitzondering op de regel.

25 September 2012 16:17Gewijzigd op 14 November 2020 23:22
Sinke in mei op zoek naar zeekraal en lamsoor. Foto RD, Henk Visscher
Sinke in mei op zoek naar zeekraal en lamsoor. Foto RD, Henk Visscher

Kwurk, kwurk. Bij elke stap die Sinke zet, maken zijn laarzen een slurpend geluid. Niet lang nadat de Krabbendijker zijn eerste voetstappen op de slikken van Waarde heeft gezet, zit zijn donkerblauwe broek onder de beige modderspatten. „Als ik te lang stilsta, zuigen mijn laarzen zich helemaal vast. Gelukkig heb ik nog nooit zo vastgezeten dat ik hulp nodig had. Dat was bij mijn laars wel eens het geval”, glimlacht Sinke.

De vriendelijke Zeeuw weet alles van de schorren en slikken langs de Westerschelde. „Dat is langzamerhand zo gegroeid. Vooral toen ik met de VUT ging, ben ik me in de natuur gaan verdiepen. Als ik dan een onbekend plantje tegenkwam, nam ik het mee naar huis en ging thuis de naam opzoeken.”

Dat deze zelfstudie succesvol was, blijkt wel als Sinke de dijk oversteekt bij het Zeeuwse gehucht Gawege. Op de schorren –het buitendijkse gebied dat met vloed droog blijft– weet de Krabbendijker de naam van elk plantje. „Kijk, dit is zeebies of heen. Het heeft een driekantige stengel, voel maar. Grauwe ganzen graven de wortelknollen van deze plant op, omdat ze volzitten met eiwitten.”

Even later stuit Sinke op zeeweegbree. „Deze plant gedijt goed bij brak water. En dat is hier het geval. Je zit hier precies tussen het zoete water van de Schelde in België en het zoute water van de Noordzee.”

Niet alleen planten hebben Sinkes belangstelling. Hij wijst naar een zandplaat aan de overkant van de zogeheten Zimmermankreek. „Daar zitten zeehonden. Even tellen. Het zijn er achttien. Ze hebben daar een vaste plek.”

Ook van vogels weet de Krabbendijker veel. „Ik zit in een roofvogelwerkgroep van de Bevelanden. Ik houd in Oost-Beveland precies bij hoeveel roofvogels er zijn, waar ze broeden en hoeveel jongen ze krijgen.” In de verte vliegt een roofvogel. Een bruine kiekendief, weet Sinke direct.

Waar zijn interesse voor de natuur vandaan komt, weet Sinke niet. „Vroeger was er geen tijd om van de natuur genieten. Mijn vader was een keuterboertje met tien kinderen. We moesten allemaal meehelpen. De natuur werd als vijand gezien, veel planten als onkruid.”

Nog steeds krijgt de Krabbendijker bijna geen Zeeuwen mee naar de schorren en slikken. „Ik vraag het regelmatig, maar er is gewoon geen interesse voor.”

Iets meer belangstelling is er in de maanden april en mei. Dan neemt Sinke eetbare planten mee van de schorren, zoals lamsoor en zeekraal. „Eigenlijk heet het eetbare lamsoor geen lamsoor maar zeeaster. Kijk, die staat nu te bloeien.”

Het echte lamsoor heeft geen gele bloemen zoals de zeeaster, maar bloeit paars. Het blad is veel breder dan de smalle blaadjes van de eetbare zeeaster. Onderweg naar de slikken laat Sinke het ene na het andere plantje zien: spiesbladmelde, schorrenzoutgras, slijkgras, zilte schijnspurrie, lepelblad en het melkkruid. Een plant waar Sinke een beetje een hekel aan heeft is strandkweek. „Die bedekt bijna 70 procent van de schorren. Waar dat groeit, krijgen andere planten geen kans meer.”

Op het slik zelf groeit de eetbare zeekraal: „Het lekkerst is-ie als hij net 10 centimeter boven de grond komt.” Sinke tuurt regelmatig met zijn verrekijker naar de vogels die op de slikken hun kostje bij elkaar scharrelen. „Ik zie nu bergeenden en wulpen. Maar er komen hier ook wel grote en kleine zilverreigers of lepelaars.” De mooiste waarneming die Sinke in dit gebied deed, was een vissende visarend. „Schitterend!”

Bij de radartoren van Waarde laat Sinke zien wat de verdieping van de Westerschelde voor gevolgen heeft voor de natuur. De schorren zijn er afgekalfd, het lijken net de kliffen langs de Engelse kust. „Ik kan me nog herinneren dat de schorren hier tientallen meters verder de Westerschelde in lagen. Maar omdat er steeds grotere zeeschepen naar Antwerpen varen, wordt de vaargeul iedere keer dieper uitgebaggerd. Daardoor komt er een sterkere stroming die de schorren als het ware wegschuurt.”

Dat er natuurcompensatie komt in onder andere de Hedwigepolder vindt Sinke terecht. „Het gebied waar vogels kunnen foerageren wordt kleiner. Zo’n polder die af en toe onderloopt, is ideaal voor voedselzoekende vogels.”

Als Sinke de dijk weer is opgeklommen, kijkt hij nog één keer over zijn gebied. In de verte schuift een groot containerschip door de vaargeul van de Westerschelde. Maar Sinke heeft vooral oog voor de kleurschakeringen op de schorren. „Dat bruine riet, die gele zeeasters, het groene strandkweek. Prachtig uitzicht, toch?”

Dit is het tweede deel in een serie interviews met natuurmensen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer