„Voor mij heeft 11 september geen betekenis”
Een van de weinige plaatsen ter wereld waar beelden van de instortende Twin Towers in New York op 11 september 2001 niet onophoudelijk herhaald werden was het land waar het brein achter de terreuraanslagen zich waarschijnlijk verschanst had: Afghanistan. Onder het Taliban-regime, dat onderdak bood aan Osama bin Laden en zijn terreurbeweging al-Qaida, was televisie verboden.
Inmiddels zijn de Taliban al lang ten val gebracht en mogen Afghanen weer televisie kijken. Meisjes kunnen weer naar school en vrouwen mogen een betaalde baan hebben. Toch wachten velen nog op een leven in veiligheid en voorspoed, want het land gaat gebukt onder aanhoudend geweld en armoede.
De herinneringen aan de aanslagen van 11 september zijn levendig, hoewel velen niet meteen wisten dat op die frisse herfstdag aan de andere kant van de wereld het World Trade Center in New York instortte en meer dan 3000 mensen stierven. „Ik hoorde dat er twee grote gebouwen waren, heel groot (…) en dat een paar mensen die vernietigd hadden”, vertelt Wali Ahmad, een 34-jarige winkeleigenaar. „We luisterden steeds naar de radio, en we hoorden dat ze de naam al-Qaida lieten vallen in verband met de aanval. Toen werd het voor ons interessanter, omdat we niet wisten dat Osama bin Laden zo’n machtig man was.”
Voor Mohammad Sharif Nasir, een 23-jarige student geneeskunde in Kabul, betekende 11 september vooral „een complete verandering van ieder aspect van het leven, de politiek, de economie, het onderwijs” in Afghanistan. Vóór die dag besteedde niemand aandacht aan Afghanistan, zegt hij. „Niemand wist dat al-Qaida zo sterk was. Zelfs mensen in Kabul hadden geen idee dat de Taliban en al-Qaida de Verenigde Staten zoiets konden aandoen”, vervolgt hij.
De gebeurtenissen die volgden beïnvloedden het leven van iedere Afghaan. De VS leidden een militair offensief om de Taliban te verdrijven en al-Qaida-leden op te sporen. Eind 2001 was het radicaal islamitische Taliban-regime gevallen en was het gedaan met de verboden op onderwijs voor meisjes, werk voor vrouwen, televisie en radio. Nu hebben veel Afghaanse vrouwen weer een baan en zitten miljoenen meisjes op school.
Leila Ahmadi keerde met haar familie ongeveer vijf maanden geleden terug naar Kabul en woont nu in het zuidwesten van de stad, een gebied dat zwaargehavend is door de burgeroorlog tussen 1992 en 1996, die werd beëindigd toen de Taliban de macht grepen en een eind maakten aan de gevechten. „Twee jaar geleden zat ik in Iran en volgde ik het nieuws niet. Voor mij heeft 11 september geen betekenis, maar ik ben blij dat ik terug ben. Het is veel beter nu de oorlog voorbij is”, zegt de 25-jarige Ahmadi. „Het is toch ons land.”
In de straten van Kabul is nu weer veel verkeer en zijn winkels weer geopend. „Het leven is erg veranderd. De handel gaat goed en daar ben ik blij mee. Dat ben ik ook met de opbouwwerkzaamheden”, zegt Wali Ahmad. Volgens Fazel Amin, een 28-jarige medewerker van het ministerie van Onderwijs, is er echter nog veel buitenlandse hulp nodig voor de wederopbouw van Afghanistan en om stabiliteit en veiligheid naar het land te brengen. „Tijdens het Taliban-regime kon iedereen zich dag en nacht op straat begeven. Dat is nu moeilijk. Overal in het land worden mensen beroofd en vermoord.”
Sommige Afghanen, zoals Amin, zijn gefrustreerd over de langzame vooruitgang van de wederopbouw. „Er komt veel geld binnen van buitenlandse regeringen en ngo’s (non-gouvernementele organisaties), maar dat steken ze in eigen zak”, zegt hij. „We hebben banen nodig en betere salarissen om voor ons land te werken.”