Kaping Ethiopische Boeing eindigde in zee
Bij de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten werden op 11 september 2001 passagiersvliegtuigen gekaapt om daarmee de WTC-torens en het Pentagon te vernietigen. De kaping vóór de 11e september waarbij de meeste slachtoffers vielen was die van Ethiopian Airlines-vlucht 961 op 23 november 1996. Daarbij kwamen 123 van de 175 inzittenden om. Het toestel stortte in zee toen het door zijn brandstofvoorraad heen was.
Om 11.00 uur ’s morgens vertrekt een Boeing 767-260ER van de luchthaven van de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba. Bestemming is Abidjan (Ivoorkust) via Nairobi (Kenia), Brazzaville (Congo) en Lagos (Nigeria). Twintig minuten na de start rennen drie Ethiopische mannen vanuit het achterdeel van het toestel naar de cockpit en banen zich een weg naar binnen. Ze zijn midden twintig, gladgeschoren en gestoken in westerse kleding. De mannen zijn gewapend met een brandblusser en een kleine bijl. Een van hen draagt een zwarte bivakmuts.
Na vijftien minuten slagen ze erin de copiloot, Yonas Mekuria, achter zijn instrumentenpaneel vandaan te trekken. Door de intercom laten ze in het Amhaars, Frans en gebrekkig Engels weten dat ze „tegenstanders” zijn van de Ethiopische regering, recent zijn vrijgelaten uit de gevangenis en dat ze politiek asiel willen. Iedereen moet rustig op zijn plek blijven. Zo niet, dan dreigen de kapers het toestel op te blazen. Later blijkt dat de bom een ingepakte, ongeopende fles likeur te zijn.
De kapers geven piloot Leul Abate intussen instructies naar Australië te vliegen op een hoogte van bijna 12 kilometer. Volgens hen moet dat mogelijk zijn, aangezien de Boeing 767 vanaf 1984 grotere brandstoftanks heeft. De piloot probeert de mannen tevergeefs ervan te overtuigen dat de brandstofvoorraad niet toereikend is om ermee naar Australië te vliegen. Twee kapers blijven in de cockpit, de derde posteert zich bij de ingang. Er is geen enkel contact met de passagiers, die nog steeds in de veronderstelling verkeren dat het vliegtuig een zuidelijke route heeft genomen richting het oosten van Congo. Plannen om de kapers aan te vallen zijn er niet, omdat de passagiers bang zijn dat de mannen het toestel op zullen blazen. Beter is het, zo denken ze, om op de grond tijdens het bijtanken via de nooduitgangen het vliegtuig te verlaten.
In tegenstelling tot de opdracht van de kapers om in oostelijke richting de Indische Oceaan over te steken, stuurt de piloot de Boeing in zuidelijke richting langs de Oost-Afrikaanse kust. Na drieënhalf uur vliegen valt een van de motoren uit wegens brandstofgebrek. Het toestel zakt naar 25.000 voet. Pas dan merken de kapers dat hun opdracht niet door de piloot is uitgevoerd. Ze bedreigen de piloot, die bang is dat de drie mannen nu de bom zullen laten ontploffen. In een korte toespraak door de intercom vertelt de piloot dat er een motor is uitgevallen en dat het vliegtuig door zijn brandstofvoorraad heen is. „Blijf kalm, maak u klaar voor een noodlanding en trek uw overlevingsvest aan zonder dit op te blazen”, zo luidt de instructie.
De passagiers reageren in paniek, sommigen blijven echter kalm. In de business class is het erg onrustig als de overlevingsvesten niet direct te vinden zijn. Een passagier treft ze uiteindelijk aan in een metalen doos die tussen de passagiersstoelen ligt verscholen en waarop geen enkele aanduiding staat. Het vliegtuig verliest intussen steeds meer hoogte. De bemanning is druk bezig de passagiers uit te leggen hoe ze hun overlevingsvest moeten gebruiken.
Spoedig na de eerste instructie van de piloot via de intercom, volgt er een tweede. De passagiers krijgen de opdracht zich op te maken voor de noodlanding op het water en voorover te buigen met een kussen op het hoofd. Een steward begint in paniek te bidden op de grond en een vader houdt drie kinderen in zijn armen. Een forsgebouwde passagier stelt nogmaals voor de kapers in een wanhoopspoging aan te vallen, maar vindt geen steun voor zijn plan. Het merendeel is van mening dat zo’n actie ieders dood zal betekenen.
De Boeing 767 heeft de laatste druppel kerosine verbruikt. Ook de tweede motor stopt ermee. Het toestel verliest almaar hoogte. De elektriciteit in de cabine valt uit. Het wordt er donker en stil. De Comoren, een eilandengroep ten noordwesten van Madagaskar, komt in zicht. De piloot heeft toestemming op de luchthaven van Moroni te landen, maar intussen beseft hij dat hij het vliegveld niet zal halen. De kapers, die inzien dat hun missie is mislukt, proberen in een gevecht met de piloot de besturing van het toestel over te nemen. Met een vaart van ruim 300 kilometer per uur scheert de Boeing 767 over het water. Een vleugeltip raakt het water, het toestel slaat om en breekt in drie stukken op nog geen 500 meter van het strand van het hoofdeiland, Grande Comore, en op 16 kilometer van de luchthaven Moroni. Maar liefst 123 van de 175 inzittenden komen om. Ook de kapers vinden de dood. Veel passagiers sterven doordat ze, tegen de instructies van de piloot in, toch hun reddingsvest hebben opgeblazen. Voor hen is ontsnappen uit ondergelopen ruimtes niet mogelijk.
Copiloot Yonas Mekuria en piloot Leul Abate overleven de crash. Ook de Amerikaanse consul-generaal in Bombay, Frank Huddle, en zijn echtgenote behoren tot de overlevenden. Van de acht Israëliërs aan boord overleeft er één de ramp. Drie Italiaanse passagiers komen ook levend uit het toestel. Acht Britten, twee Zweden, twee Fransen en een Zuid-Koreaanse diplomaat komen om. Onder de dodelijke slachtoffers is ook de Keniaanse cameraman Mohamed Amin, die voornamelijk in Oost-Afrika werkte voor het Britse persbureau Reuters. Amin werd in 1984 beroemd omdat hij de eerste beelden van de hongersnood in Ethiopië bracht.