David Grossman: een muur tussen dood en leven
„We hebben elkaar eerder ontmoet”, zegt David Grossman. „Negen jaar geleden, dat was in mijn prehistorie. Na het verlies van een kind is niets nog hetzelfde.”
Tijdens zijn bezoek aan Nederland wordt er niet over politiek gepraat, dat is de afspraak. Niet over de Nederlandse verkiezingen, niet over de toestand in Israël. Bij vorige gelegenheden had schrijver David Grossman over dat laatste veel te zeggen, want hij is een actieve deelnemer aan het debat in het land waar hij woont. Maar deze keer wil hij slechts over zijn nieuwe roman praten, die niet alleen van Israël is, maar universeel, voor alle tijden en plaatsen en mensen.
Daar is veel aan voorafgegaan. Grossman is iemand die lijdt aan de situatie waarin zijn land verkeert. Hij lijkt een tengere en onopvallende man, maar als hij begint voor te lezen zijn de toehoorders ademloos geboeid – zelfs als ze totaal geen Hebreeuws verstaan. Hij praat en schrijft soms in tranen, soms met een lach, maar altijd met schitterende woorden en beelden en een overweldigende diepte en kracht aan gedachten en emoties. Het gaat hem om nuances in het debat, het gaat hem vooral om menselijkheid en liefde in het leven.
Negen jaar geleden schreef hij zijn pamflet ”Angst vreet de ziel op”, en zijn uitspraken van toen zijn het waard om in de herinnering teruggeroepen te worden: „Iedereen in Israël is als een lijfwacht voor de mensen van wie hij houdt. Als je bijna heel je leven in angst leeft, pas je je aan. Je laat je ziel krimpen om niet gewond te raken in contacten met de buitenwereld. De situatie legt beslag op alle kostbare dingen van het leven.”
Zes jaar geleden, in augustus 2006, riep Grossman samen met de al even bekende schrijver Amos Oz de Israëlische regering op om de aanvallen op Libanon te staken. Twee dagen later sneuvelde zijn zoon Uri in diezelfde Libanese oorlog. Grossman zelf werkte op dat moment, wrang en opmerkelijk genoeg, aan een roman over een moeder die bang was haar zoon te verliezen: ”Een vrouw op de vlucht voor een bericht” (2009).
Dat boek werd, na verschijning, bejubeld als de ”grote Israëlische roman” van deze tijd. Grossman zelf begon intussen meteen aan een nieuw project, waarvan het resultaat sinds een paar weken in de boekhandel ligt: ”Uit de tijd vallen” (uitg. Cossee), een indrukwekkende tekst in verzen en proza over het verlies van een kind.
Hoe hebt u de moed gevonden om dit boek te schrijven?
„Het is geen moed, het is noodzaak. Dit is mijn manier van in het leven staan, de enige manier die ik ken. Ik begrijp de dingen waarmee ik te maken heb door erover te schrijven. Ik heb geschreven over jeugd, liefde, seksualiteit, ouderschap, Israël, de Holocaust – over alles wat in mijn bestaan een rol speelt. Ik wil ín de situatie zijn, de dingen niet vermijden of verdringen, maar er woorden aan geven.”
In Israël hebt u deze keer geen interviews gegeven.
„Voor mezelf is het makkelijker om in het Engels over dit onderwerp te praten. Dat schept iets meer afstand. Ik denk dat de mensen in Israël dat wel begrijpen. Israël is eigenlijk geen land, maar een familie.”
U hebt een bijzondere vorm gekozen: een koor van stemmen.
„Soms denk ik: de vorm heeft mij gekozen. Ik wilde geen confessie schrijven of mijn eigen tragedie in het middelpunt zetten. Dit hele verhaal is een poging om iets van de sterfelijkheid te begrijpen, en dit is de vorm die daar naadloos bij past, proza, poëzie, hoorspel, alles door elkaar.”
Voor de lezer is het alsof hij in een middeleeuwse, soms sprookjesachtig aandoende wereld terechtkomt, met figuren als een hertog, een stadskroniekschrijver en een centaur.
„Dit boek gaat niet over een bepaalde tijd of plaats. Het speelt zich niet af in Israël, het enige wat aan Israël doet denken is de zin die over een van de verloren kinderen gezegd wordt: „Hij is gevallen in de oorlog.” Dat heeft natuurlijk wel met mezelf en mijn land te maken. Soldaten die in de oorlog vallen zijn geen personen meer, ze worden een symbool, ze worden deel van het nationale erfgoed. Maar ik heb geprobeerd om de persoonlijke dood van één soldaat los te maken uit dat collectief.”
Hoe moeilijk is het om uw persoonlijke pijn aan alle mensen op de wereld te laten zien?
„De meeste mensen kennen mij helemaal niet, die lezen alleen mijn boeken. Bovendien, het gaat niet om mijn privéverhaal. Het gaat om ”writing the intimate, without disclosing the private” – persoonlijk schrijven, zonder privédingen te onthullen. Daarom vertelt dit boek het verhaal van ongeveer tien personages die te maken hebben met het verlies van een kind. Maar niet mijn eigen verhaal.”
Toch gebruikt u wel de eigen ervaring en emotie.
„De vraag waarom dit boek cirkelt, is mijn eigen vraag: hoe kan ik de herinnering vasthouden zonder zélf dood te gaan, maar ook zonder te vergeten? In het Hebreeuws is er een speciaal woord voor een ouder die een kind verloren heeft, een woord dat de meeste andere talen niet kennen. Dat is wat alle figuren in dit boek samenbindt, en daarom zit ook in alle figuren wel iets van mezelf.”
In wie van hen herkent u zich het meest?
„Soms denk ik: De lopende man. Ik kan hem horen. Maar ik kan ook de centaur horen. Hij is goed in het uitdrukken van woede en onmacht, hij verwoordt het gevoel van niet in staat te zijn de dingen terug te draaien, niet te kunnen schrijven, de juiste woorden niet te kunnen vinden. Ik heb mijn ene stem in tien stemmen gebroken, en ik hoor ze allemaal.”
Staat de centaur model voor uw schrijverschap?
„Ik heb op een vergelijkbare manier met de tekst geworsteld. Soms had ik geen woorden, soms had ik alleen clichéwoorden of al te grote woorden. Maar dat was allemaal wat ik niet wilde, ik wilde dat het heel precies afgestemd zou zijn op de kern, de essentie.”
Hoe belangrijk is dat, de juiste woorden vinden?
„Als schrijver wil je de dingen betekenis geven. Het idee dat literatuur en kunst een wrede en willekeurige wereld kunnen veranderen, is misschien hopeloos en pathetisch, maar toch, als je dat dóét, zijn er momenten waarop je voelt dat je precies gedaan hebt wat je moest doen. Dat is het wezen van het leven en de literatuur, de dingen betekenis geven.”
De taal van uw boek deed me soms denken aan de taal van de Bijbel: „Ook mijn been zal jouw gebeente niet meer aankleven”, of: „De zon gaat onder, en ze komt weer op.”
„Ik ben geen gelovige, ik ben een door en door seculier mens. Maar in de Bijbel zitten de wortels van onze taal, van ons gedrag, van onze traditie. Ik ben geboren met de Bijbel, ik schrijf in het Hebreeuws, het is een deel van mijn identiteit. Dus ja, dat kun je terugzien in mijn boek. Dit is de manier waarop wij in Israël rouwen, de manier waarop wij ons uitdrukken.”
Leest u veel in de Bijbel?
„Ik bestudeer al twintig jaar samen met twee goede vrienden –een man en een vrouw– wekelijks de Bijbel. Chavruta heet zo’n bijeenkomst, dat woord komt van vriendschap, gezelschap. We studeren en discussiëren als het ware met een vergrootglas: we doen bijvoorbeeld drie maanden over de eerste acht verzen van het eerste hoofdstuk van Genesis. Wat is schepping, wat betekent het dat de dingen een naam krijgen, waarom ziet God pas in de loop van het proces dat alles goed is? Over zulke vragen hebben we het dan.
Het is altijd een van de beste momenten van de hele week. Ik ervaar het als een geschenk van het leven dat ik dat doen kan: samen met twee uiterst intelligente en creatieve mensen loskomen van alle dagelijkse problemen en je concentreren op de taal en de tekst.”
U zegt dat u schrijft om te begrijpen – bent u dichter bij dat begrip gekomen?
„Het gaat me niet om de oplossing van een probleem. Ik hoef er niet achter te komen wat er precies ná dit leven gebeurt. Voor mij is dit leven alles wat er is. Ik wilde schrijven over het verlies van een kind, alleen maar om niet totaal passief te zijn, om niet het slachtoffer van de situatie te worden. Ik kan de dingen niet veranderen, ik kan ze niet terugdraaien.”
Al zou u dat wel willen proberen.
„Wie zou dat níét willen!”
Maar u kunt alleen verhalen vertellen.
„Als ik met een boek bezig ben, moet ik lopen. Uren en uren achter elkaar, heen en weer, en terwijl ik loop ontstaan de verhalen in mijn hoofd. Dat is wat creativiteit doet: zorgen dat alles in beweging blijft. Ik kan de dingen niet veranderen, ik kan alleen mijn positie ten opzichte van de dingen veranderen en zorgen dat het leven niet vastloopt en stolt, maar blijft bewegen.”
Vervangt literatuur voor u op die manier het geloof?
„Ik wou dat ik gelovig was. Dat zou me troost geven. Maar ik moet het leven in de ogen zien zonder dat, ik moet mijn weg op een andere manier vinden. Voor mij, nu en hier, is het menselijk leven het enige wat heilig is. Dat is waar literatuur over gaat, over het menselijk leven en hoe je je daartoe verhoudt.”
In uw boek blijven de personages lopen tot ze op een muur stuiten – een muur vol gezichten die soms lijken te leven.
„Dat is waar je uitkomt: op een plek waar het leven de dood raakt, een plek binnen in je waar je de pijn van het verlies en het genot van de aanraking tegelijk voelt, waar de herinnering aan je gestorven kind bijna levend en tastbaar wordt. Echt of niet echt, ik weet het niet. Natuurlijk weet ik er niets van, ik weet niet hoe het zit, of er na de dood iets anders komt of niet.
We weten zo weinig van onszelf, we komen zo weinig verder. Duizenden, duizenden jaren van denken en schrijven, en we weten nog steeds niet wie we zijn, waar we vandaan komen, wat de betekenis is van de dingen. Kijk naar Jeruzalem, al die tegenstellingen en conflicten, we zijn daar zulke idióten. In de loop van de jaren leren we steeds meer over het leven, onze feitenkennis neemt toe, maar we begrijpen er nog steeds niets van.”
U kiest niet voor een harnas van cynisme of afstandelijkheid, u vecht eerder voor openheid ten opzichte van liefde en pijn.
„De wereld waarin wij leven, wil ons in cynische mensen veranderen, maar dat is veel te goedkoop. Dan heb je de oorlog verloren. Ik heb te lang in deze wereld en in Israël gewoond om echt naïef te kunnen zijn, maar een vrijwillig gekozen naïviteit is het enige wapen tegen de situatie waarin wij verkeren.
Het is niet onverschillig welk leven we leiden. We hebben altijd een keus, zelfs in de meest extreme situaties. Zelfs in het concentratiekamp, waar het echt gebeurd is dat iemand vrijwillig zijn laatste sneetje brood aan zijn buurman gaf. Zo kon hij de hele situatie opnieuw formuleren: door trouw te blijven aan de waarden die hij hoog wilde houden.”
Dat kan niet iedereen.
„Het is een extreem voorbeeld. Maar ook in het gewone, dagelijkse leven maak je altijd keuzes – en soms heb je kleine momenten van overwinning.”
Ervaart u dat als een opdracht, de mensen dergelijke dingen laten zien?
„Je moet het niet als een taak of een opdracht zien. Verhalen vertellen is mijn manier van in het leven staan en met mensen om te gaan. Wij zitten hier alleen maar eróver te praten. Dat kan ook niet anders, dat is wat een interview is. Maar weet je wat ik het liefst zou willen? Dat je hier binnenkwam en ging zitten en dat ik je dan gewoon het hele boek kon voorlezen. Meer niet. Dat zou het allerbeste gesprek zijn.”
Levensloop David Grossman
David Grossman (Jeruzalem, 1954) behoort tot de grootste Israëlische auteurs van dit moment. Uit zijn opinieartikelen komt hij naar voren als vredesactivist, in zijn romans onderzoekt hij de betekenis van het mens-zijn onder alle omstandigheden. Zijn populaire jeugdroman ”Het zigzagkind” (1994) is onlangs verfilmd en gaat deze maand in Nederland in première. Andere bekende titels zijn ”Zie: liefde” (1986), ”De stem van Tamar” (2000), ”Een vrouw op de vlucht voor een bericht” (2009) en ”Uit de tijd vallen” (2012). Grossman is getrouwd en had drie kinderen. Tijdens de tweede Libanonoorlog in 2006 verloor hij zijn zoon Uri.
Zie ook :
David Grossman: Leven in angst maakt dat je ziel steeds verder ineenkrimpt, Reformatorisch Dagblad, 16 april 2003. Interview met David Grossman.