Pabodirecteur Rottier bezorgd over reformatorisch onderwijs
GOUDA – Opdat de reformatorische schoolbel helder zal blijven klinken, luidt hij de alarmklok. Drs. L. N. Rottier heeft zorgen over de leerkrachten in het reformatorisch onderwijs.
De voorzitter van het college van bestuur van Driestar Educatief uitte deze zomer in het familieblad Terdege zijn verontrusting. „Zijn de huidige en de komende generatie leraren nog voldoende bevlogen, gekwalificeerd en op de vorming van jongeren betrokken? Brandt er nog iets van het vuur van de founding fathers?” Op zijn werkkamer in Gouda licht Rottier verder toe wat hij beoogt. Met de founding fathers bedoelt hij de mensen die aan de wieg van het reformatorisch onderwijs stonden.
Hij noemt de namen van twee mannen, die in een binnenkort te verschijnen boek over de geschiedenis van De Driestar (”Wordt een heer”) in beeld komen: ds. G. H. Kersten en P. Kuijt. „Ds. Kersten, voorman van de Gereformeerde Gemeenten, was bewogen met de zielen van kinderen en zocht hen te onderwijzen en op te voeden in de gereformeerde leer. Hij is, toen steeds meer mensen van zijn kerkverband moeite kregen met het onderwijs in hun woonplaats, al voor de Tweede Wereldoorlog begonnen met de oprichting van eigen scholen op gereformeerde grondslag.
Kuijt was de eerste directeur van De Driestar, die in 1944 zijn deuren opende. Hij stelde zijn hele leven in dienst van de stichting en de opbouw van de kweekschool voor onderwijzers. Kuijt wilde jonge mensen vormen met idealen en roepingsbesef voor het onderwijs op gereformeerde grondslag. Hem stonden karaktervorming en scholing in het gereformeerde denken voor ogen. De persoonlijke religieuze ontwikkeling van de studenten moest centraal staan, vond hij. Kuijt heeft het vuur ontstoken.”
Slijtage
Dit ideaal leeft nog steeds binnen Driestar Hogeschool en in het reformatorisch onderwijs. Toch merk je ook slijtage, stelt Rottier. „De Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV) heeft een bloeitijd gekend, onder meer onder leiding van de onlangs overleden G. Dijkgraaf. Maar die tijd is voorbij. De jaarvergadering van 2011 ging zelfs niet door vanwege gebrek aan belangstelling. Het is tekenend voor de veranderingen. Mensen die in het reformatorisch onderwijs werken, leggen andere prioriteiten dan vroeger. Het bijeenkomen voor ontmoeting en nadenken over de identiteit is minder in trek. Misschien moeten we nadenken over andere vormen.”
Rottier noemt een tweede voorbeeld. „Als er vanuit Driestar Educatief bijeenkomsten belegd worden rond het thema onderwijs en identiteit, is de belangstelling maar matig. De opkomst voor, bijvoorbeeld, een studiedag Engels is veel groter. Tijdens de afronding van het lectoraat onderwijs en identiteit van dr. A. de Muynck was maar een kleine groep mensen aanwezig, vooral professionele bestuurders en oudere docenten. De jongeren lieten het grotendeels afweten.”
Derde voorbeeld: de selectiegesprekken bij de benoeming van docenten. „Niet iedere sollicitant beseft dat we niet in de eerste plaats opleiden voor een carrière maar voor een beroep met een roeping. Het gebeurt nogal eens dat een sollicitant maar dunne antwoorden geeft als hem of haar gevraagd wordt naar de verhouding tussen zijn eigen identiteit en het werk. In de klas zal die identiteit toch handen en voeten moeten krijgen?”
Intussen gaan de ontwikkelingen door en wordt het onderwijs „steeds technocratischer.” Reformatorische scholen hebben identiteitsbewuste leerkrachten nodig om tegen de stroom in te kunnen roeien, stelt Rottier.
Zelfbewuster
Hij vraagt zich af of de reformatorische scholen niet te makkelijk meegaan met Den Haag. „De scholen moeten de wet uitvoeren. Dat is duidelijk. Maar niet alle bepalingen in circulaires en claims van de onderwijsinspectie zijn wet. Het opnemen van seksuele diversiteit in het onderwijsprogramma is geen concreet onderwijsdoel, ook al vraagt de onderwijsinspectie ernaar. Er zijn in Nederland betrekkelijk weinig basisscholen die echt aandacht besteden aan seksualiteit. De reformatorische methode ”Wonderlijk gemaakt” doet dat wel, maar vanuit de eigen identiteit. En daar heeft de politiek dan weer moeite mee. Directeuren van scholen mogen gerust zelfbewuster zijn over hun eigen keuze en zich bewust zijn van de wettelijke mogelijkheden om eigen keuzes te maken.”
Ontbreekt het scholen aan durf?
„Het reformatorisch onderwijs wordt meer ter verantwoording geroepen. Dat zal in de toekomst in toenemende mate gaan gebeuren, verwacht ik. Het is het echter niet zo gewend om naar buiten te treden. Het zal goed moeten nadenken over de eigen uitgangspunten, om die daarna te ventileren.”
Wat moet er veranderen?
„De verbinding met de traditie en onze bronnen is nodig om het vuur weer feller te laten branden. Het vraagt om authenticiteit van het onderwijzend personeel om eerlijk op vragen van jongeren in te kunnen gaan. Voor leerkrachten komt het steeds meer aan op roepingbesef en het kennen van de eigen identiteit om geestelijk leiding te kunnen geven.
Reformatorische scholen zullen, in samenwerking met de kerken, meer aandacht moeten geven aan de religieuze ontwikkeling van jongeren en studenten. Het is voor de betrokken kerken nodig over kerkmuren heen te kijken. Kerk en school moeten zich samen verantwoordelijk weten voor de vorming van onze jongeren.”
Is het geen verloren strijd?
„Zeker niet! Ook al zijn we een kleine minderheid, we mogen ons er wel meer van bewust zijn dat we veel te bieden hebben. Reformatorische scholen geven kwalitatief goed onderwijs. Het is belangrijk voor ze om de identiteit van de leerkrachten centraal te stellen. Laat de levensbeschouwing zichtbaar zijn in het leven van elke dag.”
Zaterdag verschijnt een essay van drs. Rottier over het christelijk onderwijs.