Kerk & religie

Ouweneel: Bijbel is onfeilbaar, een theorie niet

UTRECHT – De Heilige Schrift is volkomen betrouwbaar, goddelijk gezaghebbend, maar niet per se foutloos in wetenschappelijke zin. Al is de Bijbel onfeilbaar, een inspiratietheoríé is dat nooit. „Het is levensgevaarlijk om het geloof in de inspiratie afhankelijk te maken van welke inspiratie­theorie dan ook.”

Klaas van der Zwaag
17 September 2012 10:51Gewijzigd op 14 November 2020 23:12
Dr. W. J. Ouweneel. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. W. J. Ouweneel. Foto RD, Anton Dommerholt

Dat betoogt dr. W. J. Ouweneel in het nieuwste deel van zijn evangelisch-dogmatische reeks, getiteld ”Het Woord van God. Ontwerp van een openbarings- en schriftleer” (uitg. Medema, Heerenveen, 586 blz.), dat zaterdag in Utrecht werd gepresenteerd.

Ouweneel gaat in het boek in op de aard van de openbaring, de relatie Woord en Schrift, de canonvorming, de inspiratie en de verschillende Schriftbeschouwingen. Hij keert zich tegen het scholastisch ”dualisme” van natuur en genade, algemene en bijzondere openbaring, schepping en herschepping, rede en geloof. Vanuit het reformatorisch wijsgerig denken maakt hij onderscheid tussen de boventheoretische en bovenrationele geloofsovertuiging van het hart en allerlei theologische, wetenschappelijke formuleringen, die menselijk-gebrekkig zijn en altijd openstaan voor (wetenschappelijke) discussie.

De overtuiging dat de Bijbel Gods Woord is, is volgens Ouweneel het gevolg van het religieus inzicht van het wedergeboren hart, gewerkt door Gods Woord door de kracht van de Heilige Geest. Er is geen neutrale uitleg van de Bijbel (hermeneutiek), maar slechts een aan het Woord gehoorzame óf ongehoorzame hermeneutiek. Dat we weten dat Gods Woord onfeilbaar is, is geïnspireerd op grond van dit Woord zelf. Dat is geen cirkelredenering, maar „een hermeneutische cirkel” die onontkoombaar is.

De schrijver ziet de Bijbel als de schriftelijke neerslag van Gods eeuwige Woord. „Openbaring is 
de goddelijke manifestatie van de 
waarheid; de inspiratie is de goddelijke registratie van de waarheid.” Gelovigen buigen echter voor het Woord, niet voor een boek. Al is het Woord van God goddelijk, zij vergoddelijken het 
boek niet. Zij prijzen het en beven ervoor, maar ze aanbidden 
het niet en knielen er niet voor, zo 
betoogt de hoogleraar in Leuven en oud-docent in Amersfoort.

De Schrift is geschreven met een geloofsdoel, en niet als een natuur- of geschiedwetenschappelijk handboek, zo stelt Ouweneel verder. Centrum is Gods Zelfopenbaring in Christus. Uiteindelijk gaat het in de Bijbel om de persoonlijke ontmoeting met God. De Schrift is door de Geest ingegeven, ”Godgeademd”, maar zonder de verlichting van de Heilige Geest is de lezer nergens. Het gaat om Woord én Geest. Wie het eerste benadrukt, vervalt volgens Ouweneel in objectivisme, scholastiek of fundamentalisme, wie alleen gaat voor het tweede, komt in „het extreem-bevindelijke calvinisme en het charismatisme.” „Het uitgaan van de Bijbel zonder de Geest kweekt farizeeën; het uitgaan van de Geest zonder de Bijbel kweekt fanatici.”

De Schrift is een absoluut goddelijk én een absoluut menselijk boek, aldus Ouweneel. De inspiratie betreft de oorspronkelijke geschreven documenten (autografen, die we niet meer bezitten), niet de vele afschriften. Deze laatste mogen we dan ook voluit kritisch bestuderen, mits we maar beseffen dat de Schrift Gods Woord is en goddelijk gezag uitoefent, namelijk hoe wij moeten geloven en ons voor God moeten gedragen.

Ouweneel staat kritisch tegenover de wijsgerige vooronderstellingen van de moderne Schriftkritiek, die al het bovennatuurlijke uit de Bijbel fileert. Hij wil Genesis 1 letterlijk lezen, maar dan leest hij Genesis als een beschrijving van een platte aarde, een vaste hemelkoepel en wateren bóven deze koepel. Hij zegt Genesis 1 letterlijker te lezen dan de fundamentalisten die volgens hem een modern wereldbeeld in Genesis 1 lezen en daarmee de tekst geweld aandoen. Wie de Bijbel als „een tekstboek van de (natuur)wetenschap” (Henry M. Morris) leest, maakt zich volgens Ouweneel schuldig aan overschatting van de wetenschap. Fundamentalisme en modernisme (vrijzinnigheid) stoelen volgens hem daarom op hetzelfde: beide beroepen zich om het hardst op de ”harde feiten” van ”de” (objectieve, neutrale) wetenschap.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer