Stel leerstof weer centraal in het onderwijs
Het houdt niet op. Steeds weer starten hooggeleerde koppen, die zelf nog geen honderd vlieguren voor de klas hebben volgemaakt, onderzoeksprogramma’s op over de vraag hoe je weerbarstige leerstof moet matchen met dynamische puberlevens.
Een aantal jaren geleden waren de leerpsychologen de goden. Ze noemden hun inzichten –uiteraard zonder een zweem van arrogantie– het nieuwe leren. Eeuwenlang worden in onze westerse cultuur kennis en inzicht overgedragen, maar nu eindelijk op de drempel van de twintigste eeuw weten we hoe het moet. Het nieuwe leren. De puber is een zelfverantwoordelijk en zelfsturend wezen. Docenten hebben zijn leerproces eeuwenlang in de weg gestaan door erdoorheen te praten en door hun het stuur uit handen te nemen.
Desastreus, want daardoor ontnemen de docenten de Nederlandse leerling massaal de mogelijkheid om zelf eigenaar te zijn van zijn eigen leerproces. Een flagrante schending van het intellectuele eigendomsrecht. Docenten moeten vooral geen emmers vullen. Ze hoeven de adolescenten slechts te inspireren en dan zoekt de leerstof als een lopend vuurtje zijn weg naar het puberbrein. Niet sturen maar coachen.
Inmiddels zijn deze opvattingen helemaal van de vorige eeuw. Het was een mooie theorie. Het werkte op de tekentafel van de vakgroep. Niet in het stoffige klaslokaal. Docenten wisten dat. Zij kenden hun pappenheimers. Die waren nog niet volwassen, hadden het langetermijnbelang van wiskunde nog niet helemaal helder, en als het al ging over =, < of >, dachten zij eerder aan relaties dan aan functies.
Toen traden nieuwe goden aan. De neurologen. Dr. Eveline Crone had 24 proefpersonen per leeftijdsgroep in een laboratoriumsituatie opdrachten gegeven, minuscule stroompjes gemeten, en nu was het licht aangegaan. Puberhersenen zijn nog niet helemaal ontwikkeld en je kunt vanaf nu van hen niet meer verwachten dat ze plannen, organiseren, zich inleven in anderen of hun impulsen onderdrukken. Hoewel Crone in haar boek ”Het puberend brein” een paar keer oproept tot een voorzichtige benadering, mist de opgetogen toonzetting haar uitwerking niet. Eindelijk begrijpen we pubers. De docent moet voor zijn leerlingen voortaan de prefrontale cortex zijn. Simpel zat.
Ervaren docenten weten dat de werkelijkheid een stuk complexer is dan in het Leiden Institute for Brain & Cognition (LIBC) ooit zal worden uitgevonden. Zij zien ook geen 25, maar 250 pubers per jaar. Niet in een laboratoriumsetting maar ”real life”. Dan weet je dat de ene puber de andere niet is, als het gaat om organiseren en plannen. Dan weet je dat dezelfde puber die in een schoolsituatie geen verantwoordelijkheid neemt, na schooltijd bij de loodgieter om de hoek moeiteloos verantwoordelijk werk aankan. Om de puber te leren kennen heb je geen Brain & Development Laboratorium nodig.
Wie zijn aanpak van pubers baseerde op cognitief neurologisch onderzoek, zal zich bij het begin van dit nieuwe schooljaar flink bekocht voelen. Crone moet op basis van een metaonderzoek terugkomen op haar verhaal over het puberende brein. Er blijken namelijk ook studies te zijn die beweren dat de prefrontale cortex bij de puber juist meer activiteit laat zien in plaats van minder. In een interview in NRC Handelsblad van 8 september zegt ze: „Het lijkt er dus op dat de prefrontale cortex flexibel wordt ingezet, afhankelijk van de taak.” En: „Wanneer ze alleen in een klaslokaal zitten, werkt de prefrontale cortex prima. Ze kunnen vaak wel plannen.”
Onthutsend. Complete brainwashing. De omgekeerde boodschap van een paar jaar eerder. Je zou verwachten dat de neurologische onderzoeker daarmee wat bescheidener zouden worden. Niets van dat alles. Op een vraag van de interviewer of er al iets te zeggen is over de beste leeromgeving voor pubers, zegt ze onomwonden: „Dat is natuurlijk uiteindelijk ons doel. (…) Op basis van wat we nu weten, kunnen we nog niet een schoolbestuur informeren over hoe ze het onderwijs systeem moeten inrichten.” Eerst moet er nog meer onderzoek komen.
Die geleerde onderzoeksneuroten moeten wel opschieten. Anders missen ze de boot. Het is niet moeilijk te voorspellen welke goden na hen zullen opstaan. Dat zijn de DNA-onderzoekers. Het gaat niet lang meer duren of leerlingen komen de school binnen met hun pedagogisch-didactisch genetisch paspoort in de hand, dat automatisch wordt ingelezen in het handelingsplan.
Tot besluit nog een paar gedachten. Te veel en ten onrechte wordt in het onderwijs wetenschappelijke en meetbare kennis hoger gewaardeerd dan ervaringskennis. Het is een uitdaging om die laatste te mobiliseren.
Verreweg het meeste wetenschappelijk onderzoek mist iedere morele dimensie. Het gaat wel over stoornissen en gedragspatronen, maar niet over goed en slecht, laat staan over iets als een zondige aard.
Het onderwijs is hyperadaptief geworden. Hoever wil je gaan? Het is een eindeloze en dus doodlopende weg. Laten we de leerstof weer centraal stellen, eisen stellen aan leerlingen en het vertrouwen uitstralen dat ze het kunnen.
En tot slot: geneer je niet om als docent ook gewoon emmers te blijven vullen.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl