Ophemertse zondagschoolonderwijzer De Kruif neemt afscheid
OPHEMERT – „Ik had de gave om te vertellen en met kinderen om te gaan. Het stemt me blij en dankbaar dat ik dat al die jaren heb mogen doen.” Dat zegt Stijnes de Kruif (76) uit Ophemert. Op de kop af zestig jaar gaf hij leiding aan de plaatselijke hervormde zondagsschool. Zondag neemt hij afscheid tijdens een dankdienst in de Maartenskerk in Ophemert.
Stijnes de Kruif is geboren en getogen in het dorpje aan de Waal. Stijnes zelf –„zo noemt iedereen me hier in het dorp, ook de kinderen”– werd geboren in een boerengezin. Zijn ouders waren wel aangesloten bij de hervormde gemeente, „maar niet echt kerks.” Op zijn vierde nam Geertje Blankers, een ouder buurmeisje, hem mee naar de zondagsschool. „Ik had het prima naar mijn zin. Mijn ouders stonden erachter. Als ik eens een keertje niet naar de zondagsschool of kerk ging, zei mijn vader altijd: „Ge moet blijven gaan. Dat moet ge niet laten versloffen.””
Op zijn veertiende verliet hij de zondagsschool. Twee jaar later keerde hij terug als leider. „De dominee kwam vragen of ik het wilde doen.” Stijnes deed het maar al te graag. De zondagsschool –ruim 150 jaar geleden opgericht door ambachtsheer Aeneas baron Mackay– werd zijn lust en zijn leven. „Ik wilde altijd al onderwijzer of godsdienstonderwijzer worden. Als jongen speelde ik met de buurkinderen al schooltje. Ik mocht naar de mulo, maar toen ik 13 jaar was werd vader ziek. Ik moest van school af om te helpen op de boerderij. Van studeren kwam niets meer. Daarom vond ik die zondagsschool zo mooi. Zo kwam mijn droom toch nog uit.”
Verhaal vertellen
Van het een kwam het ander. Tientallen jaren leidde hij de christelijke jongelingsvereniging op het dorp. „Elke maandagavond mocht ik een verhaal vertellen. Wel mooi: sommige kinderen kwamen eerst op de zondagsschool, een paar jaar later zag ik hen weer terug op de vereniging.” Daarnaast verzorgde hij een aantal begrafenissen –„mensen vroegen me dat op hun ziekbed, ik vond het vertrouwen dat daaruit sprak heel bijzonder”– hield lezingen over Israël en gaf in Varik en Geldermalsen godsdienstles op de openbare school. „In één klas zaten kinderen met een protestantse, rooms-Katholieke en moslimachtergrond en er waren ook kinderen van ouders die nergens aan deden. Niet eenvoudig om te doen, maar heel mooi werk.”
Het zondagsschoolwerk nam het grootste deel van zijn tijd in beslag. Zo veel dat hij een benoeming in de kerkenraad afwees. Ook kreeg hij soms commentaar van zijn eigen kinderen. „Alles moet wijken voor de zondagsschool, zeiden ze dan. Daar hadden ze eigenlijk wel gelijk in.”
De Kruif heeft altijd voor ‘zijn’ schooltje gevochten. Ook toen het aantal kinderen ooit dusdanig was gedaald dat werd geopperd de zondagsschool op te heffen en een kindernevendienst te starten. „Ik heb me daar fel tegen verzet. De zondagsschool is destijds opgericht voor kinderen van wie de ouders niet naar de kerk gingen. Met zo’n kindernevendienst vallen de onkerkelijke kinderen af. Maar die horen er ook bij.” Vertellen en zingen met de kinderen uit ”Wie zingt mee”; het was Stijnes de Kruifs lust en leven. „De barmhartige Samaritaan, de verloren zoon en ga zo maar door.”
Flanelplaten
De rasverteller probeerde zijn verhalen zo aanschouwelijk mogelijk te maken. Gebruikte flanelplaten, liet de kinderen druiven of graankorrels zien of nam de groep mee naar de Waal om een verhaal over het Meer van Galilea tastbaar te maken. Die tijd is voorbij. Net als de tientallen keren dat hij in de oude dorpskerk het kerstverhaal zo pakkend vertelde dat mensen van heide en verre kwamen om het Hemertse kerstfeest bij te wonen. „Mijn gezondheid laat het me niet toe, anders was ik nog jaren doorgegaan. Wat zal ik het missen.”