„Scheiding tussen hulpverlener en militair vervaagt
Werknemers van internationale hulporganisaties worden steeds vaker het doelwit van aanslagen. Het Internationale Rode Kruis spreekt niet meer van incidenten, maar een patroon. Volgens W. Smit, coördinator noodhulp van de hulporganisatie, heeft dit te maken met het vervagen van de scheidingslijn tussen militair en hulpverlener, een indirect gevolg van de aanslagen van 11 september.
Na de gebeurtenissen op 11 september 2001 volgde in het kader van de ’war on terrorism’ de oorlog in Afghanistan en vervolgens Irak. Militairen gingen zich daar ook bemoeien met noodhulp. Vanuit legervliegtuigen werden bijvoorbeeld voedselpakketten, die overigens een grote gelijkenis vertoonden met clusterbommen, gedropt. „Ook Nederlandse militairen in die landen houden zich voor een groot deel bezig met humanitaire hulp", zegt Smit. Voor de inwoners van Afghanistan en Irak is het verschil tussen militair en hulpverlener steeds kleiner aan het worden.
„In Tsjetsjenië zijn in 1996 zes internationale hulpverleners gedood. In Burundi en Congo zijn er ook een aantal vermoord. Maar dat beschouwen we als incidenten. In Afghanistan en Irak, waar onlangs weer respectievelijk een en twee Rode Kruis–medewerkers zijn geëxecuteerd, is het Rode Kruis structureel doelwit geworden van aanslagen. Er zit een politieke reden achter", vertelt Smit. „Onze hulp wordt niet geaccepteerd omdat die te veel verweven is met de bezetter."
Na de aanslag op het VN–kantoor in Bagdad in augustus heeft het Internationale Rode Kruis het aantal medewerkers in Irak gehalveerd van honderd naar vijftig. „Een hulpverlener kan geen dekking zoeken achter een tank, wapens ter verdediging gebruiken of bescherming zoeken bij de bezettingsmacht. Doen we dat wel, dan kiezen we partij en zijn we niet meer neutraal." Smit erkent dat hulpverleners daardoor een makkelijk ’soft target’ zijn voor terroristen.
De laatste tijd vertrekken dan ook steeds meer hulpverleners en soms een hele hulporganisatie uit Irak en Afghanistan omdat ze de veiligheid van hun medewerkers absoluut niet meer kunnen garanderen. „In Irak vertrekt elke dag wel een organisatie, laats nog Oxfam en een deel van de VN. Een Duitse organisatie is onlangs uit Afghanistan vertrokken."
Het is daarom zaak dat de taakscheiding tussen militair en hulpverlener zo snel mogelijk hersteld wordt. Het Internationale Rode Kruis is volgens Smit bezig met een internationale lobby. Ondertussen probeert de hulporganisatie zoveel mogelijk hulp te bieden via de lokale organisaties, zoals de Rode Halve Maan, die nog wel geaccepteerd worden en geen doelwit zijn van aanslagen.
Enige kritiek op de bezettingsmacht, lees Amerikanen, kan volgens Smit ook geen kwaad. „Het lukt allemaal niet zoals ze het voor ogen hadden. Ze hebben hun handen vol aan de krijgsheren en hebben nog niets tot weinig gedaan aan het herstel van de infrastructuur. Buiten de grote stad is het niet veilig, ook niet voor hulpverleners."