„Uw Naam is een olie die uitgestort wordt.”

Zo veel dingen tegelijk klinken mij tegen als ik de Naam Jezus hoor. Die voorbeelden zijn mij als vele kleurstoffen. Zo verkrijg ik een mengsel dat geen enkele arts bereiden kan.

Hier hebt u, mijn ziel, in deze Naam, als in een flesje verborgen, uw Levenselixer: de Naam Jezus. Die is stellig heilzaam en zal nooit bij enige ziekte zijn uitwerking missen. Draag dan dit medicijn steeds bij u, in uw boezem, en heb het steeds bij de hand, opdat al uw zintuigen en daden op Jezus gericht zijn! Ten slotte geldt ook u de aansporing: „Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm” (Hooglied 8:6).

Nu hebt u het geneesmiddel om uw arm en uw hart te genezen. U hebt in de Naam Jezus het middel om zelfs uw verkeerde daden te verbeteren of de minder volmaakte daden te volmaken. Zo kunt u uw zinnen voor bederf bewaren of, als ze bedorven zijn, die genezen.

De Joden bezaten wel bepaalde Jezussen, maar ze beroemen zich op ijdele namen. Want deze namen schitteren niet, genezen niet en voeden niet. Daarom verkeert de synagoge tot nog toe in het duister.

Bernardus van Clairvaux

(1091-1153)

(”Het Hooglied”)