Leiden geeft college over kloosters en thee
LEIDEN – Een wijde blik op de wereld bieden, dat is de focus van het Leidse Instituut voor Godsdienstwetenschappen. Prof. dr. A. F. de Jong opende woensdag het nieuwe collegejaar in het academiegebouw aan het Rapenburg.

Volgens prof. De Jong verraadt het onderwijsaanbod van 2012-2013 „de wijde blik van het instituut op de wereld.” Op het programma staan een college over monastieke culturen –„zou het helpen boeddhistische, christelijke en manichese kloosters in een soort van samenhangend perspectief te bekijken?”–, een master over religieus modernisme in christendom, jodendom en islam en een eenmalig college over de sociale en rituele aspecten van thee in Oost-Azië. „Dat laatste wordt gegeven door een gasthoogleraar uit Japan die hierbij niet alleen zijn wetenschappelijke kennis kan inzetten, maar ook zijn praktische expertise als meester van de theeceremonie.”
De expertise van godsdienstwetenschappers is volgens de hoogleraar onmisbaar in „de oplossing van uitdagingen waar de wereld voor staat.” Als voorbeeld noemde hij het probleem van de vervuiling van de Ganges. „Voor technici is het klip-en-klaar waar de problemen liggen en hoe die kunnen worden opgelost. Een groot deel van de hindoes in India beschouwt de Ganges echter niet als een waterstroom, maar als een levende godin. Zij verwerpen de technische oplossingen en zoeken de oorzaak in sociale of rituele vervuiling die wij niet kunnen meten, maar die voor hen de ware kern van de problemen is. Dit is niet een geïsoleerd voorbeeld, maar dergelijke mechanismen vinden we ook in de economie, het recht, de gezondheidszorg en het leger, om maar een aantal domeinen te noemen. ”
In het nieuwe academische jaar zal het instituut verantwoording moeten afleggen aan twee commissies: een die gaat over het onderzoek en een die gaat over het onderwijs. De Jong ziet deze controles met vertrouwen tegemoet. „Onze keuken is goed geoutilleerd en de voorraadkast zit vol met de meest begeerlijke producten. De collega’s komen niet alleen om te beoordelen, maar ook om te helpen bij het bepalen van de richting die we als instituut uit willen en uit moeten.”
Het openingscollege van dr. Umar Ryad, kenner van de islam in de moderne wereld, ging over Mohammed Ali van Beetem, een Nederlander die in 1932 overging tot de islam. Ryad maakte hier een archiefstudie van.
Hij ontdekte dat hedendaagse discussies over de islamisering van Nederland ook in het interbellum al gevoerd werden. „Van Beetem was heel intensief betrokken bij de Indiërs in Den Haag. Hij heeft gepleit voor de vestiging van een moskee en voor de totstandkoming van een islamitische begraafplaats. De eerste moskee kwam pas na de oorlog, maar een islamitische begraafplaats is er wel gekomen. Ook zorgde Van Beetem voor de mogelijkheid om bij een burgerlijk huwelijk een islamitische inzegening te laten plaats vinden.”
De ruimte die moslims in Den Haag kregen stond wel ter discussie, zo blijkt uit krantenartikelen uit die tijd, weet Ryad. „De islam en het christendom konden echter goed naast elkaar bestaan. Wilders vreest voor islamisering van Nederland. Maar hij gaat voorbij aan de lange gezamenlijke geschiedenis van bijvoorbeeld Nederlanders en Indonesiërs in Den Haag.”
In het nieuwe collegejaar is het niet meer mogelijk om een predikantsmaster te volgen in Leiden. De PthU is verplaatst naar Amsterdam en Groningen.