Kinderboekenauteur Bette Westera: Ik heb niet de behoefte alles in te vullen
De inkt van haar ene boek is nog niet droog of ze heeft al een volgend exemplaar klaar. Ze won vorig jaar een Zilveren Griffel, werkt samen met topillustratoren en wordt vergeleken met Annie M. G. Schmidt. Bette Westera, ooit begonnen met een kinderbijbelserie, timmert stevig aan de weg.
Het huis waarin Westera (54) woont verraadt dat schrijven niet de enige liefde is van de bewoners. Op een van de fauteuils –keurig in een eigen mandje– baadt een poes zich in het zonlicht. Haar maatje heeft zich boven verschanst. Een piano en een gitaar zijn prominent aanwezig. Partner Diederik van Essel beweegt zich in de muzikale wereld en maakt soms muziek bij Westera’s werk.
Hij en Westera delen hun huis met glas-in-loodramen en ornamenten aan het plafond met een ander stel. Ieder heeft een eigen verdieping en woonkamer en zolder zijn gezamenlijk bezit. Voor hen geen grote stap – ze woonden eerder in een grote leefgemeenschap. Een echte kunstenaarsbuurt, noemt Van Essel de kade in de Leidse binnenstad waaraan ze nu wonen.
De plek past Westera. Net zoals de eetkamerstoelen en het bankstel in verschillende warme tinten corresponderen met haar kleurrijke oeuvre, dat tientallen titels telt. Tussen het schrijven door vertaalt ze, meestal vanuit het Engels. Onlangs ”Het rijmkonijn” van Julia Donaldson en ”Horton hoort een hun” van dr. Seuss. „Cryptogrammen oplossen”, noemt Westera dat. „Heerlijk voor de afwisseling.”
Voor het pas verschenen prentenboek ”Ik wil een walvis!” werkte ze samen met veel geprezen illustrator Loes Riphagen. Hoofdpersoon Tim wil een dier voor zijn verjaardag „en anders niks”, want zijn vriendjes hebben een zwangere lama of een walvis in de vijver. Zijn ouders geloven dat natuurlijk niet. Juist daarom is het slot zo leuk: het ventje heeft gelijk.
„Die walvis kwam echt tussendoor. Journaliste Joukje Akveld zou in Het Parool schrijven over humor in kinderboeken en had daarvoor afgesproken met Mathilde Stein, Marjet Huiberts en mij. Toen bekeek ik de boeken van Mathilde. Wat is dit ontzettend leuk gek, dacht ik. Dat ik vervolgens ”Ik wil een walvis” heb geschreven heeft volgens mij daarmee te maken.”
Verzorgingstehuis
Net voor de walvis rolde ”Aan de kant, ik ben je oma niet” van de persen. Westera maakte het boek samen met illustrator Sylvia Weve, net als ”Ik leer je liedjes van verlangen en aan je apenstaartjes hangen” (2010), dat een Zilveren Griffel kreeg. Centraal in het boek staan de bewoners in een verzorgingstehuis. Westera vangt hun heden en verleden in verzen die doen denken aan die van Annie M. G. Schmidt.
Het begon met een fotoreportage over oude mensen. „Ik vond de keus voor oude modellen in plaats van jonge lichamen zo mooi. Je zag die mensen in al hun rimpeligheid. Welk verhaal zou er bij hen horen, dacht ik.” Een tijd later zat Westera met Weve om de tafel: de uitgever vroeg om een vervolg op het Griffelwinnende boek. „Toen kwamen de oude mensen uit mijn achterhoofd terug. Zoiets komt op het goede moment boven.”
Westera schrijft voor kinderen, maar houdt ook volwassenen in het oog en geeft hun graag knipoogjes. „Dat gaat vanzelf. Kinderen moeten er vaak heel erg om lachen terwijl ze negen van de tien keer niet weten waar het precies over gaat. Té moeilijke woorden? Té volwassen grapjes? Kinderen leven voortdurend in een wereld met dingen die ze niet snappen. Maar je moet je kritiek ook aantrekken, dus deed ik een keer een testje. Ik had geschreven over sjofele kamelen die amechtig door een woestijn lopen. Ik vroeg kinderen hoe die kamelen eruit zouden zien. Ze zijn stoffig, moe, hebben plukken uit hun vacht, zeiden ze. Precies goed!”
Pittige thema’s
Ook pittige thema’s omzeilt Westera niet. In ”Aan de kant, ik ben je oma niet” voelt de kinderloze mevrouw Verweerd haarfijn aan dat ze er tussen alle oma’s niet bijhoort. En de dames Jansen en Verbruggen laten met hun huwelijk een „jongemeisjesdroom” in vervulling gaan.
„Het is belangrijk dat bepaalde thema’s op tafel komen”, vindt Westera. „In mijn allereerste prentenboek speelt een meisje met haar oma bruid en bruidegom. „Ha, ha, dat zijn homo’s”, zeiden de kinderen van groep 2, 3 en 4 waaraan ik voorlas. Ik was verbaasd. Dan kun je zeggen: zoiets is geen thema voor kinderen van een jaar of acht. Maar het speelt! Ze vangen er iets over op en doen er lacherig over. Je mag vinden wat je vindt, maar het onderwerp moet wel uit de lacherige sfeer.”
Westera praat weloverwogen. Ze neemt de tijd om na te denken. Ze weet wat ze wil, maar is bereid gemaakte keuzes te herzien. „Dit vind ik het leuke aan interviews”, zegt ze. „Ik ga weer nadenken over waarom ik dingen doe zoals ik ze doe.” Westera kijkt even voor zich uit. Dan komt ze terug op een eerder gespreksonderwerp: de geest van ene tante Nel waarover ze in haar boek ”Mijn zusje achter het behang” schrijft. „Ja, waarom voer ik eigenlijk een geest op in mijn boek? Het is een uitvergroting van het gevoel dat je soms hebt: dat iemand na zijn overlijden nog aanwezig is in je huis. Of kinderen dit aankunnen? Ik hoop het. Praat erover met ze.”
Het zijn zinsneden die vaak over tafel gaan in Leiden: het gesprek aangaan met je kind, vragen op tafel krijgen, het er samen over hebben. Daar gaat het Westera om. „Ik heb niet de behoefte alles in te vullen. In ”Een opa om nooit te vergeten” speelt de vraag of opa in de hemel is. Opa leeft voort, schrijf ik. Niet dat hij bij God is.”
Hemel
Of ze zelf wel in een hemel gelooft weet ze „ook niet zo zeker.” Maar het is belangrijk om de gedachte levend te houden, vindt Westera, die zichzelf „actief lid van de Leidse Studenten Ekklesia” noemt en nagenoeg elke zondag als koorlid de dienst bezoekt. „Dan kan iedereen ermee doen wat hij wil. Daar gaat het me meer om dan dat iedereen zich erin kan vinden, dat is vrijblijvend. Wel wil ik iedereen met respect benaderen. Als ik op een christelijke school kom en ze zeggen mij: Doe dat gedicht maar niet, dan doe ik daar niet moeilijk over”, aldus de schrijfster, die ooit debuteerde met een kinderbijbelserie.
Ze schreef de serie samen met haar moeder, die predikant was. Toen de klus klaar was, begon Westera het schrijven te missen. „Ik wilde proberen of ik ook –laat ik zeggen– profane dingen voor kinderen kan schrijven. Dat was in 1996. Tot mijn verrassing ontdekte ik dat het helemaal niet zo anders was dan Bijbelverhalen. Als ik over Abram schreef, ging het over verhuizen, over loslaten. Of over vertrouwen. Dat zijn allemaal levensbeschouwelijke thema’s die nu nog steeds in mijn boeken voorkomen. Anders vind ik ze niet interessant.”
Westera is op dit moment echt „even aan pauze toe”, al heeft ze nog meer dan genoeg ideeën. Ze wil een jaar rustig aan doen, net als in 2005, nu zeven jaar geleden. Westera lacht. „Zie je wel, het klopt echt dat je na zeven jaar een sabbatsjaar nodig hebt.”