25 mei 1961: President John F. Kennedy belooft dat de Verenigde Staten voor het einde van het decennium een mens naar de maan zullen brengen. Een maand eerder had de Sovjet-Unie als eerste een mens in de ruimte gebracht.

1962/1963: Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins worden aangenomen als astronauten en beginnen aan hun voorbereidingen.

23 december 1968: Armstrong wordt aangewezen als de gezagvoerder van de eerste maanlanding, Apollo 11. Enkele maanden later wordt bepaald dat Armstrong degene is die als eerste voet op de maan mag zetten.

16 juli 1969: De raket Saturn V met Armstrong, Aldrin en Collins wordt gelanceerd vanaf Cape Canaveral in Florida. Ongeveer 3 uur later verlaat de capsule de baan rond de aarde, om te beginnen aan de reis naar de maan. De capsule bestaat uit twee delen: Armstrong en Aldrin dalen met de Eagle af naar de maan, Collins blijft in de Columbia op ze wachten.

19 juli: Apollo 11 komt in een baan rond de maan.

20 juli: Armstrong en Aldrin stappen in de Eagle-lander en dalen af naar de maan. Na de landing volgt een uitgebreide controle, tot Armstrong de zenuwachtige vluchtleiding laat weten: „De Eagle is geland.”

21 juli: Ongeveer 6 uur na de landing, in de nacht van 20 op 21 juli, opent Armstrong het luik van de module. Hij stapt voorzichtig naar buiten, een trap af en het oppervlak van de maan op. Dan spreekt hij de historische woorden: „Het is een kleine stap voor een mens, maar een reuzensprong voor de mensheid.” Kort erna komt Aldrin naar buiten. Ze lopen 2 uur en 31 minuten over de maan. Ze zetten er een Amerikaanse vlag neer en verzamelen stof en maanstenen. Dan rusten ze uit en bereiden ze zich voor op de terugkeer. 21 uur na de landing, in de avond van 21 juli, stijgen ze op.

24 juli: De capsule met Armstrong, Aldrin en Collins plonst in de Grote Oceaan. De bemanning wordt opgepikt door een marineschip. Terug op land volgt een triomftocht door de wereld. Ze krijgen onder meer een parade in New York.