Commentaar: Roeptoeterpolitiek
Staatssecretaris Zijlstra gaf de Tweede Kamer donderdag in het debat over de langstudeerboete een standje, ook al erkende hij dat een bewindspersoon de Kamer eigenlijk niet de les behoort te lezen. Maar het gerommel rond het wel of niet opschorten van de langstudeerboete deed hem terecht verzuchten: „Dit kan echt niet.”
Een meerderheid van de Kamer liet donderdag namelijk opnieuw weten tegen de boete voor langstudeerders te zijn.
Maar de politieke partijen konden het vervolgens onderling met geen mogelijkheid eens worden over de dekking voor het gat dat in de begroting valt als die boete ook echt niet wordt ingevoerd. En als die dekking er niet is, houdt Zijlstra –volstrekt terecht– vast aan de maatregel.
De commotie rond de langstudeerboete is slechts een van de voorbeelden waarmee politici zich enkele weken voor de verkiezingen steeds ongeloofwaardiger maken.
Zo zijn er de beruchte meldpunten van de PVV. Het lijkt er verdacht veel op dat Wilders de vinger in de publieke wind houdt om te zien wat mensen interesseert en vervolgens daarop beleid maakt. Dus als het Polenmeldpunt niet meer interessant is, lanceert hij gewoon een Brusselmeldpunt. Katten op Europa, zonder ook maar één werkbaar alternatief aan te dragen, doet het namelijk altijd goed.
En wat te denken van het feit dat SP-leider Roemer, overmoedig geworden door goede opiniepeilingen, roept dat hij een boete van Brussel, mocht het begrotingstekort niet onder de 3 procent blijven, nooit zal betalen?
Als klap op de vuurpijl was er woensdag onze premier Mark Rutte. Die begint de campagne voor zijn VVD officieel pas morgen, maar toch speelde hij deze week al voor Sinterklaas door voor te stellen dat alle werkenden in Nederland in 2014 een bonus krijgen van 1000 euro.
Het is, eufemistisch uitgedrukt, allemaal verre van fraai. Een normale, inhoudelijke verkiezingscampagne lijkt er in onze tijd niet meer in te zitten. Iedereen op het Binnenhof roept dat het zo triest is dat het politieke landschap versnippert en dat kabinetten in Nederland de termijn van vier jaar steeds vaker niet vol maken. Maar ondertussen blijven veel van diezelfde politici proberen met het een of andere opzienbarende voorstel media-aandacht te krijgen. Met als gehoopt resultaat dat het zeteltal van de eigen partij in de peilingen weer iets stijgt.
Nederland lijkt overgeleverd aan een vorm van roeptoeterpolitiek waarin alles tot op het bot versimpeld wordt. Wie het hardst tettert, krijgt aandacht en dus kiezers. Ook als de argumentatie onder en de financiële dekking voor de inderhaast gedane voorstellen dunner zijn dan het papier waarop ze geschreven zijn.
Het is hoog tijd dat de politiek aan zelfreflectie gaat doen. Een grondige bezinning op de integriteit van het eigen handelen van de politieke partijen verdraagt geen enkel uitstel meer. Want ook al zeggen de peilingen daar niets over, toch is het vooral de partij van de niet-stemmers die het beter doet dan welke andere partij ook. Een land dat zichzelf graag als hét democratische gidsland in de wereld ziet, moet zich daarvoor diep schamen.