Eisenhower nodige Chroetsjov uit voor kerkdienst
„Wat als straks duizenden Amerikaanse kinderen op zondag tegen hun ouders zeggen: „Ik ga niet mee naar de kerk, want onze president doet het ook niet?”” Voor die simpele redenering van de Amerikaanse journaliste Clare Boothe Luce viel Eisenhower. Nog tijdens zijn campagne voor het presidentschap in 1952 ging hij geregeld naar de kerk, terwijl hij eerder had beweerd niet zo hypocriet te willen zijn ineens kerkelijk te worden om daarmee stemmen te winnen.
Hoewel Dwight D. Eisenhower (1890-1969) een strikt godsdienstige opvoeding had gekregen, was de kerkgang er al vanaf zijn studie aan de beroemde militaire academie West Point bij ingeschoten. „Misschien juist wel door de opvoeding in mijn jeugd”, zei hij tegen Luce. In ieder geval was onder zijn kornuiten bekend dat Ike, zoals hij vaak werd genoemd, weinig aan kerk en geloof deed.
Toch verklaarde Eisenhower later het geloof nooit te hebben afgezworen. Zeker niet tijdens de oorlogsjaren. In 1952 zei hij: „Hoe denk je dat ik mijn veldtocht door Europa had kunnen maken en duizenden jonge levens het dodelijk gevecht zou hebben kunnen insturen, als ik mijn knieën niet had kunnen buigen om God te smeken me te helpen…? Ik kan geen dag leven zonder God.”
Uit zijn eigen leven wist Eisenhower wat het gebed vermag. Als tiener kreeg hij een wondaandoening aan zijn been die zo ernstig was dat amputatie volgens artsen noodzakelijk was. Ike wilde dat per se niet. Zijn ouders respecteerden dat en plaatsten een wacht bij zijn bed om te voorkomen dat doktoren hun plan zouden doorzetten, en gingen in gebed. Na drie weken trad verbetering op. Later zei Eisenhower dat het gebed van zijn ouders gezegend was tot zijn herstel. Die erkenning is opmerkelijk, omdat de 34e president van de VS het volstrekt niet eens was met de godsdienstige koers van zijn ouders. Hij groeide op in een dorp in Kansas dat was ontstaan doordat zijn grootvader Jacob Eisenhower in 1878 een groep mennonieten vanuit Pennsylvania naar de prairies in het Midden-Westen had gebracht. De eerste zes jaar van zijn leven groeide David Dwight (zijn voornamen zijn later verwisseld) op onder de strenge, wereldmijdende dopersen. Grote bewondering hadden vader en moeder Eisenhower voor opwekkingsprediker Dwight L. Moody, naar wie de latere president ook werd vernoemd.
Doordat in 1895 hun zoon Paul overleed aan difterie kwamen vader en moeder Eisenhower in een geestelijke crisis. Zouden ze na het leven hun zoon weerzien? Troost vonden ze bij de Jehova’s Getuigen, tot 1931 Bible Students genoemd. Zij leerden dat de doden ‘slechts’ in een diepe slaap verzonken waren en straks weer zouden ontwaken.
Ike Eisenhower nam in zijn jeugd deel aan de dagelijkse huisgodsdienstoefeningen en Bijbelstudies. Later zei hij zijn grote Bijbelkennis aan de eetkamertafel thuis te hebben opgedaan (zijn moeder behaalde eens een prijs omdat ze zonder haperen 1325 Bijbelteksten uit het hoofd kon opzeggen). Toch was de jonge Eisenhower reeds als puber een buitenbeentje. Stiekem speelde hij poker, wat zijn vader streng had verboden.
Dat Ike ging studeren aan een militaire academie hebben zijn ouders ondanks hun pacifistische levensovertuiging nooit echt tegengehouden. Wel probeerde zijn moeder hem subtiel op andere gedachten te brengen door hem boeken als ”Ben-Hur” en de ”Christenreis” in handen te drukken. „Er staan in Bunyans boek dwalingen, maar het spreekt wel over de strijd waar het in het leven om moet gaan”, zei ze.
Eisenhower heeft zijn opvoeding in kringen van Jehova’s Getuigen altijd wat verdoezeld. Toen zijn religieuze achtergrond in de campagne om het presidentschap aan de orde kwam, koos hij voor het presbyterianisme, de kerk waarin zijn vrouw was opgegroeid. Twee weken na zijn inauguratie werd hij officieel lid van de National Presbyterian Church in Washington. Sindsdien was hij een trouw kerkganger. Dat zijn predikant, Edward Elson, regelmatig de pers informeerde over zijn kerkbezoek, was tegen zijn zin. Helemaal ontevreden was hij toen senator Matthew Neely van West Virginia hem verweet van zijn kerkgang een publiciteitsstunt te maken. Dat gaf veel ophef. Sympathisanten van Ike zetten Neely neer als „stinkend zwijn.”
Ook buitenlandse gasten nodigde Eisenhower steeds uit mee te gaan naar de kerk. Toen de Russische president Chroetsjov hem in 1959 op Camp David bezocht, nodigde Eisenhower hem uit voor een kerkdienst. De leider uit Moskou had daar geen trek in, maar de Amerikaanse president stapte in de auto om 25 mijl verder ter kerke te gaan.
Voor Eisenhower was het geloof in God „het meest fundamentele kenmerk van Amerika.” Dat onderscheidde de VS van het atheïstische Rusland. Het sloeg ook aan bij de Amerikanen in de jaren vijftig, toen de angst voor het communisme groot was. Om de band tussen God en Amerika te onderstrepen, zorgde Eisenhower ervoor dat aan de formule van de Pledge of Allegiance (belofte van trouw) de woorden ”One nation under God” werden toegevoegd. Aan het eind van zijn presidentschap waarschuwde Eisenhower te blijven beseffen dat de relatie met God essentieel is. Wanneer die werd losgelaten en men zich over zou geven aan het materialisme, zou „Amerika een stuurloos schip zijn dat uiteindelijk onder zou gaan in het woeden van internationale stormen en intern verval.”
Ook in zijn werk als president achtte Eisenhower de leiding van God onmisbaar. Bij zijn inauguratie sprak hij als eerste president een gebed in eigen woorden uit. Zijn medewerker Seaton vertelde later de president soms geknield voor een stoel in zijn werkkamer te hebben aangetroffen. Kabinetsvergaderingen werden met gebed geopend. Eisenhower voerde het gebedsontbijt met geestelijk leiders in. In die tijd kwam de bekende evangelist Billy Graham geregeld in het Witte Huis.
Met Graham voerde Eisenhower ook kort voor zijn dood een gesprek. „Geloof je echt dat mijn zonden zijn vergeven?” vroeg de oud-president. „Zeker”, antwoordde de evangelist. „Dan kan ik nu sterven”, zei Eisenhower.
Dit is het zesde deel in een serie.