Onverzoenlijkheid
Mattheüs 6:14
„Want indien gij elkanders misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.”
Als er één kwaad tegenwoordig bij Gods volk doorgedrongen is, is het toch de geest van onverzoenlijkheid, voortspruitende uit eigenliefde en blindheid voor eigen fouten en gebreken. Het is een bewijs van verwijdering van des Heeren licht en intrekking van Zijn Geest. Het is een bewijs van blindheid voor hetgeen de Heere hun vergeven heeft in het bloed des kruises, hun hun zonden niet toerekenende en hun ongerechtigheden hun vergevende en uitdelgende het handschrift der zonden, dat enigszins tegen hen was, in inzettingen bestaande! Zij zijn vergeten de vermaning des Heeren: „Indien gij elkanders misdaden niet vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u niet vergeven!” Zij liegen, als zij bidden: „Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren” Zij vergeten: „Die zijn broeder haat is een doodslager”, en hoe zal een doodslager het eeuwige leven beërven? Om één woord beschuldigt men elkaar, terwijl de Heere miljoenen zonden op één dag en ogenblik Zijn volk vergeeft. Ze vergeten de balk in hun eigen oog en zien balken als splinters en splinters als balken aan.
L. G. C. Ledeboer, predikant te Benthuizen (”Een ABC door een Abéling”, 1845)