Interview met kapitein Westerling oud nieuws
Het onlangs door de NCRV uitgezonden interview uit 1969 over de oorlogsmisdaden van kapitein Raymond Westerling bevat geen nieuws, stelt oud-journalist Henk van der Molen. Dezelfde feiten kwamen al naar boven in een interview in 1952.
Wanneer je in de journalistiek 65 jaar meeloopt, overkomt het je nog wel eens dat je met enige verbazing vaststelt: maar dit is toch oud nieuws! Dat geldt zonder meer voor het bericht dat de NCRV de hand had weten te leggen op een in 1969 opgenomen interview waarin kapitein Raymond Westerling zou bekennen dat hij verantwoordelijk was voor standrechtelijke executies tijdens acties in Indië (RD 14-8).
Als journalist van het Friesch Dagblad had ik het verslaggeversgeluk op 26 april 1952 Westerling in het Friese dorpje Warns op te sporen, waar hij toen sinds heel kort woonde. Op 16 april was de ex-KNIL-officier opgepakt op een onderduikadres. Justitie zocht hem naar aanleiding van de door hem gepleegde –maar mislukte– ”coup van Bandung”. Dezelfde dag nog was hij door de rechter-commissaris in vrijheid gesteld, maar dat was allerminst naar de zin van Justitie.
Geen krant wist waar Westerling na zijn vrijlating uithing. Totdat een expediteur van het Friesch Dagblad me het onwaarschijnlijk klinkende verhaal aan de hand deed: „Ik heb Westerling in Warns zien lopen!” De volgende dag had ”de krant van Algra” een groot geïllustreerd interview op de voorpagina. Een landelijke primeur!
Rugdekking
Ik trof een opgewekte, zelfverzekerde Westerling aan, die niet van oorlogsmisdaden wilde horen. „Ik heb niet meer dan mijn plicht gedaan, die het vaderland mij had opgelegd.” Daar had hij tot op zekere hoogte gelijk in, al onthief hem dat natuurlijk niet van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Toen het Nederlandse gezag op Zuid-Celebes (en elders) als gevolg van een serie moordpartijen, brandstichtingen, plunderingen en beschietingen op instorten stond, smeekte Batavia om een hulpactie. Het Nederlandse gezag stond voor de keus: het hele gebied opgeven of het op een rigoureuze wijze ”pacificeren”. Luitenant-gouverneur-generaal dr. H. J. van Mook en generaal Spoor, legercommandant in Nederlands-Indië, kozen voor het laatste. Westerling werd beschouwd als de man die daarvoor geknipt was. Hij had op dat gebied al z’n sporen verdiend. Daarbij kreeg hij van zijn superieuren, die weer werden gedekt door hogere militaire en civiele autoriteiten in Batavia, vrijwel volledige vrijheid van handelen. Als het gebied maar op een of andere wijze –ook ten behoeve van de „goedwillende bevolking”– werd gezuiverd van „dat schoelje.”
Zo dacht overwegend ook christelijk Nederland erover, met uitzondering van zendingskringen. Onder antirevolutionairen, christelijk-historischen en staatkundig gereformeerden was de doortastende kapitein bijzonder populair.
Is bij de pacifcatie van Zuid-Celebes ook de methode van het standrechtelijk executeren toegepast? Naar ik mij meen te herinneren, sprak men daar niet openlijk over. Door het Duitse terreurbewind had het woord ook een bijzonder slechte klank gekregen. Maar dat deze executies bij het door Westerling geleide korps speciale troepen gangbare praktijk waren, kon onmogelijk voor ieder geheim blijven. Weekbladen als Vrij Nederland en het communistische dagblad De Waarheid schreven erover en in de Tweede Kamer werden er vragen over gesteld. In rechtse kring werden de publicaties afgedaan als propaganda voor Sukarno.
Geen nieuws
Generaal Spoor wist dat toepassing van standrecht niet door de beugel kon en liet zelfs naar ‘onregelmatigheden’ onderzoeken instellen. Dit leidde echter slechts zelden tot strafrechtelijke vervolging of zelfs maar tot krijgstuchtelijke maatregelen. Dat gebeurde „uit overweging van opportuniteit.” De ene keer ontbrak het aan voldoende bewijs, een andere keer kon geen vervolging plaatsvinden omdat de betrokken militairen inmiddels waren overgeplaatst. En als er geen argumenten waren om de zaken in de doofpot te stoppen, redeneerde men dat de tegenstander nog heel wat barbaarser optrad. Dat argument wilde er wel in.
Waarom was Westerling zo zeker van zichzelf en zei hij ons dat hij op rehabilitatie rekende? Achteraf moet worden geconcludeerd dat bij een strafrechtelijke vervolging duidelijk aan het licht zou zijn gekomen in welke mate hij de steun van hogerhand kreeg. Dan hadden er wel eens meer koppen kunnen rollen.
Tijdens mijn gesprek op 26 april 1952 werd mij duidelijk dat Westerling onderscheid maakte tussen „oproerkraaiers”, die op de meest radicale wijze onschadelijk moesten worden gemaakt, en „onschuldige burgers”. Ik citeer uit mijn verslag van destijds: „Ik ben er altijd van uitgegaan dat men niet nodeloos slachtoffers moet maken door bijvoorbeeld een kampong te beschieten met artillerie. Want op die manier ontkomen vaak de daders en worden onschuldigen getroffen.”
Ik vroeg hem: „Neemt u mij niet kwalijk, maar hoe zit het nu met die verwijten dat u op Celebes zo huisgehouden hebt? Men zegt dat u duizenden mensen hebt vermoord.”
Westerling glimlachend: „Volgens de laatste cijfers zouden het er 42.000 zijn geweest. (…) Het getal ligt tussen de 500 en de 600.” In het door de NCRV uitgezonden interview houdt hij het op „minder dan 500.” Tussen 1952 en 1969 heeft hij het aantal dus enigszins omlaaggebracht. Ook geen groot nieuws.
In feite valt er niets over het aantal slachtoffers te zeggen. Alleen al daarom zou het goed zijn wanneer gevolg werd gegeven aan het verzoek van enkele onderzoeksinstellingen om naar de koloniale oorlogen eindelijk eens een diepgaand onderzoek in te stellen.
De auteur is oud-dagblad- en -televisiejournalist.