Kerk & religie

Kleinzoon en biograaf: Onvoorstelbaar wat ds. Cornelis Lindeboom allemaal heeft gedaan

HATTEM – Hij was niet de pionier die zijn vader, de Kamper hoogleraar prof. Lucas Lindeboom (1845-1933), was. Maar om nu te zeggen dat ds. Cornelis Lindeboom (1872-1938) in de schaduw van zijn vader stond – dat gaat zijn kleinzoon Cornelis de Bruijne toch ook te ver. „Het blijft voor mij onvoorstelbaar wat hij, ook op maatschappelijk terrein, met een gezin van elf kinderen, allemaal heeft gedaan.”

A. de Heer
18 August 2012 10:09Gewijzigd op 14 November 2020 22:44
HATTEM – Cornelis de Bruijne (73) is, via zijn moeder, een telg van het geslacht van de Lindebomen. Zijn overgrootvader prof. Lucas Lindeboom stond aan de wieg van tal van charitatieve instellingen, waaronder het gereformeerd psychiatrisch ziekenhuis Veld
HATTEM – Cornelis de Bruijne (73) is, via zijn moeder, een telg van het geslacht van de Lindebomen. Zijn overgrootvader prof. Lucas Lindeboom stond aan de wieg van tal van charitatieve instellingen, waaronder het gereformeerd psychiatrisch ziekenhuis Veld

Het is een bekend geslacht waarvan Cornelis de Bruijne, woonachtig te midden van de bossen rond Hattem, een telg is. Moeder De Bruijne was een Lindeboom, en de Lindebomen maakten deel uit van de –in de omschrijving van VU-socioloog prof. dr. Dick Th. Kuiper– „kerngroep” van de eens zo machtige gereformeerde zuil van Abraham Kuyper. Tot deze, zeg, elite behoorden bijvoorbeeld ook de Van Andels, Bavincks, Bremmers, Diemers, Donners, Wielenga’s, De Gaay Fortmans en 
De Savornin Lohmans.

Hun namen komen dan ook vrijwel allemaal voor in het boek dat vanmiddag in Ermelo wordt gepresenteerd. Daarin beschrijft De Bruijne (73) „de weg van zijn grootvader” ds. Cornelis –Cor– Lindeboom. Als gereformeerd predikant diende deze de gemeenten van Sprang, Bolnes, Apeldoorn, Gorinchem en Amsterdam.

Zelf heeft De Bruijne hem niet gekend. „Mijn grootvader, naar wie ik vernoemd ben, overleed in 1938. Later dat jaar ben ik geboren. Toen ik tien jaar was, heeft mijn moeder me verteld dat het laatste wat mijn grootvader op zijn sterfbed deed, was bidden voor zijn kinderen en klein­kinderen – óók voor hen die nog geboren zouden worden.”

Vrolijk

Wat motiveerde hem om een boek te wijden aan zijn opa? „Van jongs af aan heeft de familiegeschiedenis mij geboeid.” De gepensioneerde jurist, die de laatste jaren van zijn loopbaan plaatsvervangend raadsheer was bij het gerechtshof in Den Bosch, loopt naar een kast in zijn werkvertrek, laat de rijen ordners zien. „Allemaal brieven, geschriften, foto’s, andere documenten. Preken trouwens vrijwel niet: die had hij zo goed als allemaal laten vernietigen. Op onder andere een meditatie over Psalm 84 na, de pelgrimspsalm.

Een deel van het archief van de Lindebomen is in Kampen bewaard, een deel ook in Amsterdam, bij het Historisch Documentatiecentrum voor het Neder­lands Protestantisme; maar het meeste heb ik onder mijn beheer.

Een ontdekking voor mij was op een gegeven moment een speech die Cornelis als theologiestudent had gehouden voor het Kamper studentencorps FQI. Daarin zegt hij heel leuke dingen. Ik kende mijn grootvader eigenlijk alleen maar van wat ik van mijn moeder over hem had gehoord, en van foto’s waarop hij als dominee staat afgebeeld, in een zwart pak. Maar in deze speech klaagde hij over de kwaliteit van het bier, en komt hij naar voren als een vrolijke student.

Daar kwamen nog bij de reisverslagen die ik van hem aantrof, van meerdaagse voettochten die hij samen met zijn vriend Bas Wielenga aflegde, door Utrecht, over de Veluwe. Sommige verslagen tellen meer dan negentig bladzijden, in prachtige taal.

Aanvankelijk dacht ik aan een klein boekje, met onder andere deze verslagen erin, maar gaande­weg werd het een boek, deze biografie. Ik denk ook dat mijn grootvader die waard is. Het Friesch Dagblad schreef vorige week in een recensie dat hij in de schaduw heeft gestaan van zijn vader, prof. Lucas Lindeboom. Ik ben daar niet zo zeker van. Natuurlijk, zijn vader was de pionier, de man die meerdere psychiatrische ziekenhuizen heeft opgericht, waaronder Veldwijk, en die aan de wieg stond van instellingen als Effatha en Bartiméus. Maar mijn grootvader ging wel in zijn spoor verder, al was Cornelis meer een bestuurder.

En toch ging hij ook een eigen weg. Toen er in 1905 bijvoorbeeld spanningen ontstonden tussen Kampen en de VU over de doop, schreef mijn overgroot­vader een brochure over de doop. Mijn grootvader wilde die niet tekenen. Theologisch kon hij er niet helemaal mee instemmen, maar hij vond de verschijning van de brochure op dat moment ook niet wijs. Dat liet hij zijn vader ook weten. Hij had, dat valt me iedere keer weer op, een heel eigen standpunt. Waarbij hij personen en zaken goed wist te scheiden.”

Uit uw boek komt ds. Cornelis Lindeboom naar voren als een predikant die enerzijds behoudend, anderzijds toch ook vooruitstrevend was – ten aanzien van het kiesrecht voor vrouwen in de kerk bijvoorbeeld.

„Behoudend, ja. Maar niet behoudender dan de rest van zijn collega’s. Maar inderdaad: ten aanzien van het vrouwenkiesrecht nam hij een heel eigen standpunt in. Iets vergelijkbaars zag je overigens in Bolnes, zijn tweede gemeente: hij kwam daar op voor de arbeiders op de scheepswerven. In die tijd was dat behoorlijk ongebruikelijk, dominees werden vaak vereenzelvigd met het kapitaal.”

In 1925 keerde hij zich, in een vlammend betoog, tegen de subsidiëring van de Olympische Spelen. „Een millioen gulden! En dat voor een sportfeest! En dat in dezen tijd van bezuiniging!”

„Ook een element als sport­verdwazing zal hier hebben meegespeeld. Lange tijd hebben bijvoorbeeld ook de Kwartet­bladen onder hoofdredacteur dr. E. Diemer geen verslagen van de Tour de France opgenomen.

En in de archieven kom je wel meer dingen tegen waarvan je nu denkt: Dat is toch wel apart. Zo antwoordde ds. Cornelis Linde­boom een keer op een vraag of je op zondag een meisje ten huwelijk mocht vragen dat je dit niet moest doen: je hoofd zou daar dan veel te vol mee gaan zitten.”

De Bruijne, zelf lid van een gereformeerde kerk, pakt een Bijbeltje van de tafel, in miniformaat en: in de Griekse taal. „Hier, prachtig.” ”Corn. Lindeboom. Van zijn vader, Febr. 1884. 2 Tim. 3:16”, staat er voorin geschreven, in sierlijke letters. Peinzend: „Mijn grootvader was, denk ik, orthodox; maar niet conservatief. Nee, dat niet. Maar eigenlijk houd ik er niet zo van iemand in hokjes te plaatsen.”

Uw overgrootvader Lucas Lindeboom stond aan de wieg van onder meer het eerste gereformeerde psychiatrisch ziekenhuis in Nederland, Veldwijk in Ermelo. Zijn zoon zat in het bestuur ervan. Zelf maakte u jarenlang deel uit van de raad van toezicht. Hoe ervaart u het dat Veldwijk sinds 2000 geen specifiek christelijke instelling meer is?

„Ik wil hier voorzichtig zijn. Zo gaan de dingen. Tijden veranderen. In mijn boek citeer ik de theoloog en psychiater Piet Verhagen, die in 1999 een artikel schreef onder de titel ”Hoe God verdween uit Veldwijk”. Welke God verdween er? vroeg Verhagen. „In ieder geval de gereformeerde God van Lucas Lindeboom, die in 1896 in de twaalfde jaarvergadering zegt: „Weldadig is de invloed die zulk ene verpleging naar Gods Woord op de krankzinnigen heeft”, en die ooit tegen zijn belagers die hem in het water wilden gooien zoiets gezegd zou hebben als: „Ik ben niet bang; wat zou God, die voor Jona een walvis stuurde, voor mij niet doen!” Overigens zijn op de gevels vaninstellingen die door Lucas Lindeboom zijn opgericht nog altijd de woorden uit ”Matth. VIII 16 17” te lezen: „En Hij genas allen die kwalijk gesteld waren.””

Hét doel dat Abraham Kuyper via de kerkelijke, politieke en sociale emancipatie van de gereformeerden, zijn „kleine luyden”, wilde bereiken, was de herkerstening van de samen­leving. In hoeverre stond dat ook uw voorgeslacht voor ogen?

„Het was niet zo dat zij –onder anderen– krankzinnigen wilden helpen met het doel de samenleving te kerstenen. Tegelijk was het wel de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland die Lucas Lindeboom oprichtte; niet de Vereeniging tot verzorging van Christelijke Krankzinnigen enzovoort. Hij wilde dus christelijke zorg aan krankzinnigen bieden, wie dan ook. Daar zat wel een ideaal achter.”

Bent u trots op uw grootvader?

„Ja. Ik verafgood hem niet, maar dat hij zich, naast zijn predikantschap in grote gemeenten, en met een gezin van elf kinderen, zó heeft kunnen inzetten voor anderen, daar heb ik bewondering voor. En dat dan iemand als ds. C. Mak, de vader van Geert Mak, na zijn overlijden in 1938 een brief schrijft waarin hij opmerkt dat het hem heeft ontroerd dat „deze trooster bij de gratie Gods is heengegaan”, dan doet je dat wel wat.”

De Bruijne denkt opnieuw na. „Misschien is dat ook wel wat ik met mijn boekje beoog. Vaak wordt er neergekeken op de gereformeerden, op het geloof van vroeger, op dat sprookje. Maar als je wilt dat er nog iets van dat geloof wordt overgedragen op de volgende generatie, zullen wij de verhalen moeten blijven vertellen.”


Biografie

Op Landgoed (Ermelo-)Veldwijk (ontvangstzaal Economiegebouw) wordt vanmiddag de biografie ”De weg van mijn grootvader. Cornelis Lindeboom 1872-1938” van de hand van Cornelis (Kees) de Bruijne gepresenteerd (uitg. Van Gruting, Westervoort; 383 blz.; 22 euro). De Bruijne zal zijn boek overhandigen aan prof. dr. George Harinck, directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Emeritus hoogleraar sociologie aan de VU prof. dr. Dick Th. Kuiper, die in 1972 promoveerde op de studie ”De voormannen”, houdt een referaat over ”Cornelis Lindeboom als gereformeerd voorman in het kader van zijn tijd”. Prof. dr. Guus J. Borger, oud-hoogleraar historische geografie aan dezelfde universiteit, belicht de voettochten van Cornelis tijdens zijn studententijd.

vangruting.nl voor meer informatie over het boek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer