Kerknissen dienden als zitplaatsen, wasbakken of voor de monstrans
De kerk in het Groningse dorpje Termunten dateert uit de dertiende eeuw. Daarvan is in het interieur veel terug te zien: de dikke muren, de smalle ramen, het hoge gewelf, maar ook de nissen. Deze holtes in de muur, die nu leeg zijn, hadden een functie voordat de kerk overging naar de Reformatie.
Dr. Justin Kroesen, verbonden aan het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed van de Rijksuniversiteit Groningen, doet al jarenlang onderzoek naar nissen in middeleeuwse kerkgebouwen. Onlangs hield hij in Museum Wierdenland in het Groningse Ezinge een lezing in het kader van de tentoonstelling ”Nissen in kerken”.
Termunten is niet de enige kerk in het noorden met veel nissen. Het koor van de kerk in het Friese Bergum telt acht lege nissen, de ene rechthoekig, een volgende met een soort dakje en andere met een sierlijke boog. De nissen hadden voor de Reformatie een functie in de rooms-katholieke eredienst. Na de invoering van de Reformatie waren ze niet meer nodig en bleven er lege uitsparingen in de wanden over.
In middeleeuwse kerken werd de aandacht direct getrokken door het rijkversierde hoogaltaar, Christusbeelden, heiligenbeelden en schilderijen met Bijbelse taferelen. In de zijwanden bevonden zich de nissen, die meestal gesloten waren, soms door sierlijk vormgegeven houten fronten.
In een van die nissen, sacramentsnis geheten, werd de hostie in een monstrans bewaard. De hostie is een dun schijfje brood dat gebruikt werd bij de viering van de mis en dat daarbij volgens de rooms-katholieke leer veranderde in het lichaam van Christus. De niet-geconsumeerde hosties mochten natuurlijk niet weggedaan worden. Kroesen: „In de middeleeuwse kerk was de hostie altijd aanwezig als teken van Christus eeuwigdurende tegenwoordigheid, maar ook voor het toedienen aan zieken en stervenden als dat onverwacht nodig was.”
De mis of eucharistieviering –en dus ook de hostie– vormde een van de grootste strijdpunten tussen Rome en de Reformatie. De beeldenstormers in de zestiende eeuw hadden het daarom vooral voorzien op de nissen met de hosties. In de kerk in het Drentse Vries zijn de sporen van het geweld waarmee de sacramentsnis vernield is nog zichtbaar. Kroesen: „De gemeente heeft 400 jaar tegen deze herinnering aan de Beeldenstorm kunnen aankijken.”
Ook piscinianissen hadden te maken met de eucharistieviering. Deze nissen waren wat groter en bevonden zich lager in de muur. Ze zijn te beschouwen als wasbakken, waarin de priesters hun handen schoonmaakten voor en na het bedienen van de mis. Doorgaans hadden deze nissen bovenin een haak voor een waterketel en onderin een bekken met een waterafvoergoot. Het water stroomde door de muur naar het kerkhof. Vooral het wassen van de handen na het bedienen van de mis was belangrijk. Er mocht immers geen kruimel van de hostie –het lichaam van Christus– aan de handen van de priester blijven kleven. Kroesen: „Door het wassen lieten de priesters Gods water (het water dat in aanraking was geweest met de hostie) over Gods akker lopen (het kerkhof, de akker van God).”
Behalve het hoogaltaar in het midden van de kerk hadden de meeste middeleeuwse kerken ook zijaltaren. Het hoofdaltaar was bestemd voor de plechtige viering van de mis. Aan de zijaltaren droegen de priesters, zowel op zondag als door de week, de mis op een meer sobere wijze op. Dikwijls bevonden zich aan weerszijden van de boog van het koor zijaltaren, één voor Maria en één voor een andere heilige. Soms zaten er naast de altaarnissen kleine uitsparingen in de muur die dienden voor het neerzetten van kannetjes met water en wijn.
De grote nissen die hier en daar in de omgeving van het hoofdaltaar zijn te vinden, kunnen hebben gediend als sedilianissen, met zitplaatsen voor de priester en zijn twee diakenen. In het schip waren ook wandnissen aangebracht die bestemd waren als zitplaats voor oude en gehandicapte kerkgangers. In de middeleeuwen zullen de meeste kerkgangers tijdens de dienst gestaan hebben, of ze namen zelf een krukje mee. Verder waren er nissen voor het opbergen van kaarsen, relieken en andere kerkelijke spullen.
Het bijzonderst vindt Kroesen de nissen voor het heilig graf, waarin op Goede Vrijdag een kruis of een Christusbeeld werd geplaatst. In de paasnacht werd zo’n nis leeggehaald als teken van de opstanding. De kerkgangers konden op paasmorgen dan met eigen ogen zien dat het graf leeg was.
Foto-expositie van Han Reeder
In het middeleeuwse kerkje in het Groningse Feerwerd hangen zeven foto’s op groot formaat, die alle als onderwerp ”Nissen in kerken” hebben. Een ervan laat een lege nis zien. Door het contrast tussen licht en donker ontstaat een fraai geheel van rechte en gebogen lijnen en van kleurennuances.
Een andere afbeelding toont een doorkijkje vanuit een kerkruimte via een portaaltje en een raam naar buiten. Zonlicht werpt lichtbundels op de grijze muur en op de betegelde vloer. De schaduwen maken de nissen tot zwarte gaten. Er is maar een heel klein stukje van buiten te zien.
De maker van de foto’s, Han Reeder, stapt juist samen met zijn vrouw de kerk binnen. Hij vertelt dat hij voor het maken van de foto’s urenlang in de weer geweest is. „Het is niet alleen van belang om de juiste plaats te vinden, maar vooral ook om de goede lichtinval te ontdekken. Als het licht goed is, kunnen de nissen heel mooi en spannend worden. Ik heb trouwens niet alleen nissen gefotografeerd. Soms heb ik expres dingen in nissen gezet en andere keren gefotoshopt om een beter resultaat te krijgen.”
Of hij christelijk is? „Nee, dat niet. Het gaat me in deze serie meer om het licht in de nissen dan om het Licht in het leven. Maar ik heb wel veel belangstelling voor kerkinterieurs. Ik heb ook foto’s gemaakt in het kerkje van Oostum, waar het licht mooi en intiem is.”
In zeven Groningse kerken en in Museum Wierdenland in Ezinge is de tentoonstelling ”Nissen in kerken” te zien. Het gaat om kerken in Den Ham, Ezinge, Feerwerd, Fransum, Garnwerd, Oostum en Niehove. De expositie loopt tot eind september. De kerkjes zijn zo veel mogelijk dagelijks geopend. De Stichting Oude Groninger Kerken heeft een fietsroute uitgebracht die langs de zeven kerkjes leidt. Ter gelegenheid van de tentoonstelling is het boek ”Nissen in middeleeuwse kerken” met foto’s van Han Reeder verschenen.
De zeven kerken in een betrekkelijk klein gebied getuigen van een rijk kerkelijk leven in Groningen in vroeger tijden. Het is opvallend dat zes van de zeven kerken middeleeuws zijn. Er is er nog maar één kerk in gebruik voor de eredienst, die van Ezinge.
Het kerkje van Oostum, dat uit de dertiende eeuw dateert, staat midden op het platteland op een wierde. De preekstoel en een paar herenbanken herinneren aan het gebruik in het verleden. Het getemperde licht zorgt voor een bijzondere sfeer. Aan de wand hangt een foto van Han Reeder met een nis van de kerk die niet leeg is – want er is licht.