Kenmerken
Johannes 12:3
„Maria dan, genomen hebbende een pond zalf van onvervalste zeer kostelijke nardus, heeft de voeten van Jezus gezalfd, en met haar haren Zijn voeten afgedroogd; en het huis werd vervuld van de reuk der zalf.”
Zij zijn een heilig volk, een verkregen volk, en een koninklijk priesterdom geworden, voor God en het Lam, gekocht door het bloed des kruises. Het zijn de heerlijken der hoge plaatsen, het is de versierde bruid des Heeren, het zout, het licht en de steunsels van deze wereld, om wie de Heere de wereld draagt en spaart. Zij volgen het Lam, waar het ook gaat. Hun begeerte en zielskeuze is het geworden het vlees te kruisigen en te doden, door de werking van de Heilige Geest, aan zichzelf te sterven en voor Christus, hun Heere en Meester, te leven met geheel het verstand, met alle krachten en vermogens van ziel en lichaam.
Voor hen is de zonde een last en zijn Gods geboden een lust geworden. Hun leven is in de nabijheid des Heeren en zij hebben zoet verkeer met hun Heere. Zij zijn vergaderd onder de banier van Jezus Christus, ja vergaderd onder Zijn vleugelen, gewassen in Zijn bloed, geheiligd door Zijn Geest, bemind om des Heeren wil, in duiveneenvoudigheid, als schapen uit de wasplaats opgeklommen, kinderen des lichts, erfgenamen van God en van het eeuwige leven.
Helaas zijn de kostbare kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, de aarden flessen gelijk geworden! Geen wonder dat er geen kostelijke, welriekende zalf geroken wordt, die wel in albasten, maar niet in aarden flessen wordt gedaan, zoals wij lezen in het Woord.
L. G. C. Ledeboer, predikant te Benthuizen (”Een ABC door een Abéling”, 1845)