Raad van Europa in debat over euthanasie
PARIJS - Het liberaal getoonzette euthanasierapport van de Raad van Europa is vrijdag door de commissie Volksgezondheid in Parijs ternauwernood goedgekeurd voor een plenair debat in de parlementaire assemblee. Het rapport staat voor eind deze maand op de agenda in Straatsburg.
De voorstellen van rapporteur Dick Marty om in alle 45 lidstaten van de mensenrechtenorganisatie debatten over euthanasie te voeren en mogelijk liberale wetten als in België en Nederland in te voeren, werden in de commissie verdeeld ontvangen.De voorstanders van euthanasie waren zeer enthousiast over het werk van Marty, die zelf niet aanwezig was bij de vergadering in Parijs. Hij liet de verdediging over aan de Nederlandse oud-staatssecretaris Dirk Dees. „Uit onderzoek blijkt dat euthanasie in alle landen van de wereld plaatsvindt, terwijl het in de meeste landen absoluut verboden is. Er is dus een enorme kloof tussen theorie en praktijk”, aldus Dees.
Dees benadrukte dat euthanasie nooit een alternatief kan zijn voor goede zorg. „Ook niet voor palliatieve zorg. Die gaat eraan vooraf.”
De Britse parlementariër Michael Hancock vond dat burgers tot nu zijn beroofd van „het recht dat wij allen hebben, namelijk om waardig te sterven.” „Als justitie alle artsen zou vervolgen die het verbod op euthanasie overtreden, zouden jaarlijks duizenden medici worden aangeklaagd, met een publieke verontwaardiging als gevolg. Dat is niet reëel.”
Ook de initiatiefnemer van de Belgische wet, Philippe Monfils, wees erop dat het „onmogelijk” is het verbod te handhaven. „In dit gebied ontbreekt wetgeving en heerst de hypocrisie”.
De Fransman Claude Évin liet zich zeer negatief uit over de redenering dat euthanasie wettelijk moet worden omdat het verbod niet te handhaven is. „Vooral bij ons werk in het beschermen van de mensenrechten gaat het erom dat we zekere principes handhaven en die in wetgeving bevestigen. Als dit in de praktijk moeilijkheden geeft, dienen wij eerst de lidstaten tot bezinning te roepen.”
De Italiaan Rino Piscitello zei niet te geloven in „het recht op de vrijwillige dood, maar wel in het recht op sterven in waardigheid. Dit laatste is echter al geregeld in onze resolutie over de rechten en waardigheid van terminale patiënten uit 1999.” Hij pleitte voor uitstel van de discussie.
Ook andere leden zagen Marty’s voorstellen als strijdig met de resolutie uit 1999, waarvan de tekst tendeert naar het uitsluiten van euthanasie en wijst in de richting van palliatieve zorg. Marty’s ontwerpresolutie prijst daarentegen de Belgische en Nederlandse euthanasiewetten.
Volgens de Italiaan Andrea Rigino sluit de vorige resolutie uit dat de „doodswens van de patiënt een wettelijke grond voor euthanasie zou scheppen. Marty laat dit helemaal los. Ik kan er niet bij dat de dood beter zou zijn dan het leven, ook al is dat vol lijden.”
Volgens Dees bestaat er geen verschil met de vorige resolutie, maar de Brit Hancock noemde het bestaande standpunt „barbaars.” „Mensen dwingen in leven te blijven, kan niet goed zijn. Daaraan moeten we geen dag langer vasthouden. Iedereen die ontkent dat het publiek nieuwe wetgeving eist, steekt zijn kop in het zand.”
Het aannemen van een liberaal euthanasiebeleid zet volgens Piscitello de „deur open voor allerlei gevaarlijke ontwikkelingen, zoals druk op families en patiënten.” De Italiaanse Paoletti vond het moeilijk in een „zakelijk debat te spreken over het geheim van het leven en de dood.”
Na afloop van de stemming toonde Dees zich „tevreden” over het resultaat. „Deze uitkomst is goed voor Nederland en België.” Wel besefte hij dat het een „gepolariseerde discussie” was. Hij voorspelde dat het debat eind deze maand in Straatsburg „niet van een leien dakje” zal gaan. „In deze commissie heb je veel mensen die de problematiek van binnenuit kennen en die daardoor gematigder zijn. In de parlementaire vergadering heb je dat minder.”
De kern van Marty’s voorstel is volgens Dees het organiseren van debatten over euthanasie op nationaal niveau. „Het gesprek hierover is verweven met veel culturele factoren. Vorig jaar was ik bij een Duits-Nederlandse discussie hierover. Dat was heel verrijkend, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog staan de Duitsers hierin heel anders.”
Als de ontwerpresolutie eind deze maand wordt aangenomen in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa, gaat ze door naar de Raad van Ministers, die het uiteindelijke besluit neemt. Daarin zitten de ministers van Buitenlandse Zaken van de meer dan 40 lidstaten. De besluiten van de Raad van Ministers vormen het mensenrechtenbeleid waarvoor de regeringen van de lidstaten ter verantwoording kunnen worden geroepen bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg.